Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |||||||||||||||
die zoo groot is, dat zy door de pis-leyders niet kan passeeren; om dat in dit ongeval nog de konst der Medicyns, nog der Chirurgyns, yets voordeel kan toebrengen. Laat tot een exempel zyn een zeeker Heelmeester tot Amsterdam, die van lange tyd met nier-pyn [nephriticus dolor] gequelt was geweest, en veele steenen gelost had: hy wederom vervallende in een bastaart opstopping [ischuria spuria] van 't water (waar van hy voor eenige dagen door toedoen van een bad [semicupium] daar men in zit, eenmaal van ons verlost is geweest) en met vehemente pynen in de buyk en boenen, en lossing door het braaken van een zwartagtige stoffe aangegrepen, heeft eyndelyk de geest gegeven. In 't geopende lighaam, vonde ik behalven twee steenen in de regter nier, een in de linker pisleyder, de form en groote hebbende als een kleyne olyf, welkers oppervlakte bezet was met onnoemelyke steentjens en zandjens, die de geheele doortogt van de pis benamen. Ziet de 16. Figuur. Het gedeelte van deze pisleyder boven de steen, was zeer verwydert door de doortogt van steenen: onder dezelve was hy van natuurlyke wydte, maar rooder door de ontsteking geworden. De Nier van dezelve zyde was monstreus groot, gelyk ook het grooste gedeelte van de pisleyder, die ik bevond met een wateragtige stoffe bezet te zyn; de beweging van dit water kon den lyder dikmaals voelen, als hy zig beweegde, gelyk hy ons te kennen gaf. | |||||||||||||||
Uytlegging van de XVI. figuur.
|
|