Verklaring van De tiende tafel.
Vertoont het hooft van een Jongman, 't welk al enige jaren net, en als of het leefde, bewaart is.
Hoe groot het onderscheit is tusschen deze figuur en die van Bidloo in 't licht gegeven, (voor zoo veel aangaat den loop en overvloet van slagaderen door het dunne herssen-vlieslopende, als mede de aanwyzing der groeven of sleuven van de herssenen, die met het dunne herssen-vlies en het spinnewebs-vlies bekleet zyn, kan ider een bezien, en dit niet alleen in deze figuur, maar in 't voorwerp zelfs, na het welke de plaatsnyder deze figuur gemaakt heeft; tot welken eynde ik het gemelde voorwerp met zyn levendige kleur verder bewaren zal.
A. |
Wyst het gemelde hooft aan. |
B. |
het pypje tusschen het spinnewebs-vlies en het dunne herssen-vlies in geplant, op dat ze door de ingeblaze wint van malkanderen zouden wyken. |
C. |
Een gedeelte van 't spinnewebs-vlies door wint opgelicht. |
D. |
Vertoont zekere zeer kleyne blaasjes door het opblazen te voorschyn gekomen, en ontstaan niet alleen uyt het opblazen, maar ook uyt zeker waterig vogt, dat zich tusschen het spinnewebs-vlies en dunne herssen-vlies gezet hadt. |
E.E. |
vertonen zeer klyne gedeeltens van het spinnewebs-vlies te gelyk van de wint opgelicht. |
F. |
Vertoont een uytpuylent gedeelte van de [tabula vitrea] glaze tafel van 't bekkeneel, zich voegende tusschen de twe halfronden der herssenen. |
G. |
De zydelyke slagaderen, |
H, |
Betekent den groef tusschen beyde de halfronden der herssenen, waar uyt zeer vele slagaderen komende, zich door inmondingen op verschyde plaatzen met de gemelde zydelyke slagaderen verenigen. |
I. |
Vertoont de groeven of kronkels der herssenen, met het dunne herssenvlies en spinnewebs-vlies bekleer, waar van daan der zelver diepte verduystert wort; het welk in de 5. tafel, als mede in de 5. figuur van de agtste tafel by Bidloo niet aangemerkt is: want aldaar ziet men dezelve zeer diep, en als van de gemelde bekleetzels berooft te zyn. |