nagt en dag doorleest, en de ingewanden der gestorvenen vlytig doorsnuffelt, geeft gy reden om veel van U te hopen, en alle geluk te voorspellen. Uwe verdiensten bewegen my, dat ik het antwoort op uwen brief op den eersten van Slachtmaant des voorledene Jaars niet verder kan uytstellen, schoon ik zeer bezet ben met myne openbare vertoningen, drukke practyk, en huyslyke zaken.
Gy brengt eerst ter onderzoeking de kraakbenige gesteltenis van de neus van de Anatomisten niet genoeg gezien, of beschreven, veel minder afgebeelt: want zy alle gelyk gy wel zegt, Zeer Ervaare Heer, stellen maar vyf kraakbeenderen van den neus, namentlyk twe bovenste en breetste, hangende aan de benige delen van den neus; een derde midden tusschen deze twee en makende het kraakbenig gedeelte van 't neus-schot uyt; en de twee onderste, de vleugelen genaamt.
Maar by aldien imant met een luchtige hant dit gehele onderzoek in 't werk stelt, zal hy bevinde, dat de vleugels niet in 't geheel, maar voor 't minste gedeelte van een kraakbenige Zelfstandigheyt zyn, en dat 'er van deze meer stukken gevonden worden, als de Autheuren tot nog toe geleert hebben. Onder het benige gedeelte van den neus, ('t welke niet alleen uyt twe langwerpige vierkante beentjes bestaat, maar ook uyt het zydelyke en bovenste deel van 't derde paar der beenderen van de bovenste kaak) de bekleetzels afgenomen zynde, komt de [Nasi globus] Neus-bol te voorschyn, dewelke lichtelyk in twee delen splyt, als de banden maar weggenomen worden, gelyk te zien is in de 5. fig: van de 9. tafel. letter A.
Tusschen deze delen een wynig van malkanderen uytgebryt, komt het kraakbenig gedeelte van 't middelschot in 't gezigt, het welk Bartholinus voor 't derde in ordre hout, maar Spigelius noemt het eerste, en 't zelve zal by my ook het Eerste kraakbeen van de Neus wezen, om dat het ongepaart is, maar de andere zyn in byde de kanten dubbelt. Dit kraakbeen verdeelt het onderste gedeelte van den Neus in twe delen, en zit vast aan 't benig gedeelte van 't Neus-schot door tusschenkomst van een vliezige bant, dewelke door een verzwering zeer licht losraakt, waar door de neus een afschuwelyke en platte gedaante aanneemt. Dit kraakbenig schot is geenzints in zyn onderste en uytterste gedeelte scharp, maar ront, gelyk blykt in de zesde en zevende fig. van de 9. tafel. Het is somtyts omgekromt, en in stokouden verandert het niet alleen in een benige Zelfstandigheyt, maar wort dikwils ook onmiddelyk verenigt met het elfde been van de bovenste kaak, dat men de [Vomer] Ploeg noemt. Daarenboven oordeel ik 't aanmerkens-waardig te zyn, dat dit kraakbenig middelschot der Neusgaten, niet alleen bekleet wort, met het [Membrana Mucosa] Snotvlies, maar ook met een