Daarom hebbe ik van vele Jaaren herwaarts op alles naauwkeurig acht gegeven, door welkers aanwyzing ik zoude kunne weten, wat de beschouwing van de zaak zelfs in dit stuk leerde. 't Is iets zeltzaams, dat den uytslag, terwyl ik na deze dingen zogt, my wel gelukte: Ja 't zeltzaamste van allen is, in een 's menschen lichaam zelfs te zien, wat 'er van deze zaak geschiet; waarom het my, die nu tweemale dit beschouwt hebbe, behaagt, UL. Ed. Heeren deze zaak, zo ik die gevonde hebbe, te verklaaren.
Een Jongman, stark van lichaam, in 't bloeyen van zyn jeugt, als zynde nog onder de dertig jaren, door de fraye gedaante van een zeer mooye hoer verlokt zynde, heeft de zaak eyndelyk zo verre gebragt, dat hy haar naar wensch tot zyn wil zou hebben. Maar zo gaauw als hy zyn lust geboet hadde, sneydt hy haar, o afgryzelyke daadt! zodanig den hals af, datze in een oogenblik stierf: aanstonts zyn wy byde Stadts Doctoren, te gelyk met de Chirurgyns, door ordre van de Overigheydt aldaar na toe gezonden, om de gesteltheydt van de wonde te weten, en daar van schriftelyk te verklaren.
De bloedvaten van den hals bevonden wy zodanig afgesneden te zyn, dat 'er aanstonts een onvermydelyke doodt opgevolgt is: maar wanneer ik wist de dingen, die 'er geschiet waren, hebbe ik den buyk opengesneden, zeer nieuwsgierig zynde om te zien, 't geene mogelyk in de baarmoeder en de deelen tot de ontfangenis geschikt, te voore komen zoude.
Ik hebbe derhalven de baarmoeder, de buyzen der eyernesten, en haaren aanhang zeer voorzigtig uyt het lichaam genomen, en gezien, dat de mont der baarmoeder gesloten, en met de vinger zeer zagtjes gedrukt zynde zich ontsloot, en een droppel zaats uytstortte; aanstonts denkende wat 'er van de zaak wezen zou, hebbe ik in tegenwoordigheydt van de zeer geleerde en vermaarde geneesheeren, Henricus van Bronckorst, Hermannus Schyn, en Justus Fred. Ritmeyer, de baarmoeder volgens de lengte met een luchtige hant, op dat 'er niets ontroert zoude worden, geopent, en wy bevonden de holligheyd van de baarmoeder vervult met wit natuurlyk, en goede mannelyk zaat, als mede beyde de buyzen van Fallopius vol van het zelfde zaat: Waarom ik, dit wonderbare verschynzel, van alle wel bezichtigt zynde, aanstont alles in myn balsemagtige vogt dede, waardoor, gelyk ik die beroemde Heeren al voorzegt hadde, het zaadt op de zelfde plaatzen, daar 't gezeten hadde, zodanige verhart wierde, dat 't nu nog zeer duydelyk gezien kan worden, zonder eenige verandering, als dat alles door de kragt van 't