LVIII. Aanmerking.
De oorspronk en natuur van de Zuygers [Molae], of vleezige misdragten der Vrouwen.
Een Zuyger word gezegt, een mismaakte klomp vleesch, zonder beenderen, en uyt een onvolmaakte of quaade bevrugting gebooren te zyn. Indien dit waar was, zoo moest men verwondert staan, dat diergelyke Zuygers van de maagden (of ten minste waar van geen andere suspicie was) ontlast geworden zyn, gelyk de 50. Figuur aanwyst. Oude wyven, die geen man gebruyken, heb ik veelmaal gezien, dat diergelyke Zuygers hebben ter wereld gebragt. (Ziet Fig. 51.) Zeer dikmaals verblyft de nageboorte of het moerkoekje in een miskraam, het kindje ter wereld gekomen zynde, eenige weeken, ja maanden lang in de baarmoeder, het welke door de drukking van de Lyfmoeder niet alleen de figuur van de Lyfmoeder aanneemt, maar ook zomtyds zoo verhard werd, dat het in hardigheyd, het vleesch verre overtreft, en voor een Zuyger gehouden werd. Nu over twintig Jaaren hebben de Wel Ed: Groot Agtb: Heeren Burgermeesteren en Schepenen, om verdere ongemakken (van de welke zy veele klagten hoorden) voor te komen, omtrent het verlossen van kinderen of het Vroedmoers ampt, het Collegium Medicum nevens my aanbevolen, dat wy alle Vroedvrouwen, (welker getal groot was) die 'er in Amsterdam mogten wezen, zoude examinceren; byna alle deze heb ik ondervraagt, wat zy ontrent de Zuygers aangemerkt hadden, maar geen van haar alle hebben ons iets konnen verhaalen, uyt een mond zeggende, dat haar wel voorgekomen waren vleesagtige en harde lighaamtjens, dewelke uyt de lighamen der Vrouwen ontlast waren, maar nooyt levendig, gelyk zommige gelooft hebben. Altemets worden uyt de Lyfmoeder gedreven vleezige gezwellen, die voor Zuygers gehouden werden: ik zeg, vleezige gezwellen, om dat ik in haar niet anders heb gevonden als vleesch: diergelyke uytwassen des Lyfmoeders, hangende met een steeltje aan de Lyfmoeder, heb ik zelfs in de Lyfmoeder ondervonden, terwyl de Vrouwen in barentsnood waren: de afbeelding daar van is te zien in de 52. Figuur. Maar dit is geenzints te verwonderen, om dat ik zomtyds aangemerkt hebbe,
dat diergelyke lighaamtjens in de maag en blaas zelfs gegroeyt zyn. Daarom is 't heel waarschynelyk, dat de zoogenaamde Zuygers niet anders zyn, als diergelyke vleezige uytwasschingen van de Lyfmoeder of nageblevene moerkoekjens, en van de Lyfmoeder zoo gedrukt zoo als ik boven gezegt heb, maar geenzints van een quaade bevrugting voortgekomen.