woordigheyd van den Heer Johan Smeedingh, zeer voornaam Medicyn. Zekere Vrouw van lange tyd met een honds honger gequelt zynde, moest en wilde met een geduurige greetigheyd spyze gebruyken. De maag opgepropt van spyze, konde dezelve niet lang by haar houden, om de verslapping van den uytgang van de maag: waar door het gedarmte al te schielyk van spys ontlast wierd, welkers ampt wel is insgelyks te dienen tot verdere koking van de spys, egter niet de rauwe spys tot gyl te veranderen: derhalven heeftze byna altyd, kort na het eeten, geklaagt van pynen in de buyk, en dat zoo lang, tot zy de geest heeft gegeven. Het lighaam geopend zynde, vonden wy de ingewanden wel gestelt te zyn, behalven de maag, wiens sluyter, gelyk als aanstonds gezegt is, zoodanig was verslapt, dat men alle de vingeren te zamen daar door konde steken.