scheidene delen toe moet schryven, dat 'er in de lever gal, in de nieren pis, en in de mammen zoch of melk gescheiden wort.
Dit is de stelling van alle autheuren eenparig, maar dat die echter, zeer beroemde Heer, U niet voldoet, bespeur ik dagelyks meer en meer, tot myn groote nuttigheidt, en zulks worde ik gewaar zo uyt dat onvergankelyke, en de menschelyke naarstigheidt en volstandigheidt van arbeidt en iver byna te boven gaande werk, het anatomische Cabinet, als ook uyt uwe getrouwe onderwyzing. Want gy hebt ons genoeg doen zien, en met drangredenen bevestigt, dat het maakzel van alle ingewanden, in de welke de gewone scheidingen geschieden, niet klieragtig maar vaatagtig is, en dat de uyteyndens der vaten (die geenzints voor klieren gehoude moete worden) in loop, Zelfstandigheydt en maakzel onder malkanderen verschillende, al dat gene afscheiden, dat uyt den [massa Sanguinea] hoop van 't bloed te schiften en te scheiden is.
En waarlyk zo de bediening van aderen en slag-aderen daar in alleen bestondt, gelyk het algemene gevoelen der Geneesheeren is, dat de aderen het bloedt door de slag-aderen toegevoert, van de ingewanden te rug halen, dan geloof ik was de voorzienige natuur niet genootzaakt geweest, yder ingewant, een onderscheidentlyke en van malkandere verschillende loop en verspreyding van aderen en slag-aderen te verlenen, ten ware het gebruyk van de uyt-eyndens der slag-aderen voortreffelyker was, als wel van de Geneesheren tot dezen tydt toe is aangenomen.
Dog schoon 't zeker en waarachtig is, dat deze dingen aldus gevonden worden in de lever, milt, en nieren, echter komt het wezen der klieren in 't maakzel der [mammae] mammen niet alleen door 't uyterlyke gevoele, maar ook door 't gezicht, zo klaar voor onze oogen, dat dezelve niet meer in twyffel kunne getrokken worden Daar by komt ook het eenparig gevoelen van by na alle de vermaarste Ontlederen aangaande het wezen der zelver.
De eerste onder deze is Vesalius, die in 't 18 hooftst. van 't 5. boek van 't menschelyke lichaam, de 676. bladtz. het volgende van 't maakzel der mammen schryft; voorts, zegt hy, is de zelfstandigheyt waar uyt ze bestaan, klieragtig, van veel vet overvloeyende, en doorweven aan weerskanten met menigvuldige aderen; en zeer wynige en gansch tengeren slagaderen, en eyndelyk nog enige zenuwen. De zenuwen, welke in de mammen indringen, zyn altydt even eens: maer de aderen zyn gewoon zeer veel te verschillen omtrent de dikte en 't ingeslote vogt, na dat de grootte van de mammen, en haer bediening is, die zy dan waernemen.
By Adrian. Spigelius over 't maekzel van 't menschelyke lichaam, in 't 2. hooftst: van 't 20 boek, op de 267. bladtz. Leest men 't volgende: laten