Alle de ontleed- genees- en heelkundige werken
(1744)–Fredericus Ruysch– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
Man lang geklaagt hebbende over knaging en pyne in de maag, gevoelde eyndelyk zyn quaal zoo toenemen, dat hy door de geduurige pyne haast niet langer leven konde: daarenboven bleeven hem by een geduurig braaken, en flauwtens, tot dat hy den geest gaf. De vrienden door begeerte mede ingenomen zynde, wat hem zoo lang gequelt had, hebben my toegestaan het lighaam te openen. In 't openen van 't lighaam, is die booze vyand niet lang verborgen gebleven, maar aanstonds in 't gezigt gekomen: want de grond van de maag was met een hard gezwel bezet, byna een vuyst groot, vervult met een taaye en zwarte stoffe, welke stoffe hy ook door het braaken weynig uuren voor zyn dood is quyt geraakt. |
|