LXXIX. Aanmerking.
Wonderbaarlyke speeling der natuur, omtrent de vaten van de Nieren.
Zoo 'er ergens eenige speeling van de natuur gevonden werd in het ontleden der lighaamen, zekerlyk geschied het ontrent de vaten der nieren. Wat aanbelangt de slag-aderen van de nieren, of uytmelkende [arteriae emulgentes] slag-aderen, schoonze gemeenelyk enkelt zyn, zo komenze nograns niet zelden dubbelt, jaa driedubbelt uyt de groote slag-ader voort. Voor dat deze gezegde slag-aderen haar ingang nemen tot de nieren, worden zy in verscheyde takken verdeelt, nu eens in twee, dan in drie, dan in meerder en meerder; gelyk ik overvloedig dezelve toebereyde slag-aderen in myn Cabinet bewaar.
Wat de pisleyders en het bekken aangaat, alhoewel wy yder nier, gemeenelyk ondervonden hebben met een bekken voorzien te zyn, nogtans is het zelve niet zelden in tween, ja in drien gespleten aangemerkt, als wy konnen toonen onder andere onzer rarigheden. Dit bekken heb ik dikmaals zoodanig bevonden uytgespannen te zyn, wegens steenen, en opstopping van pis, dat zy de geheele nier zoude hebben kunnen omvatten. Alhoewel ook gemeenelyk de pisleyders enkel zyn, nogtans heb ik het contrarie publiek voor drie Jaaren in een dood lighaam getoont, in een linker nier, voorzien met twee pisleyders, waar van de een uyt het opperste, de andere uyt het onderste gedeelte van de nier voortquam. Dezelve heb ik naderhand ontblood, en bevonden, dat zy voor haar inplanting in de blaas, te zamen vereenigt wierden, zoo datze maar met een canaal in de blaas gingen. Ziet de 63. Figuur.
Naderhand heb ik een lighaam geopent, en daar in bevonden, dat twee pisleyders voortquamen uyt een nier, welke beyde afzonderlyk in de blaas gingen. Alhoewel dit van Riolanus is gezien geweest, nogtans heb ik 't zoo raar geoordeelt, dat ik de moeyte heb genomen, de gezegde blaas met zyn aanhangende pisleyders door onze balsem te bereyden, en onder andere ontleedkundige zaaken te stellen.