| |
X.
Van de kleyne Schepzeltjes, Moerkoek, toegeslotenaars, &z.
VOor dezen hebbe ik, by een andere gelegentheydt, al gezegt, dat het niet light om te bepalen is, hoe lang een doodt kindt in 's moeders lichaam gedragen kan worden. Ik hebbe daar en boven verhaalt, dat een doodt kindt in de baarmoeder niet verrot tot [pus] etter, nog versmelt tot een [ichor] waterigbloedt, maar alleen slap en slenterig wordt, zo lang de mondt van de baarmoeder wel geslote blyft, maar
| |
| |
die openstaande, en de uytwendige lugt in de holte der baarmoeder toegelaten zynde, dat dan 't zelve aanstonts verrot. Maar laten wy nu eens overwegen, hoe bezwaarlyk 't is met een bewys van waarheydt te verzekeren, indien een vrouw een doodt kint gebaart heeft, hoe lang 't de moeder gedragen heeft, en gevolglyk, op wat tydt het zelve in de baarmoeder voor de baring gestorven is, naauwkeurig aan te tonen: want 't gebeurt my dikmaals, dat ze my [abortus s. foetus abortivi] miskramen toebrengen, die ze zeggen, twee, drie, of vier maanden na de bevrugting gedragen te zyn, schoon nogtans de schepzeltjes, die ze my dan vertonen, niet groter als een gerste korentje zyn, daar ze op dien tydt wel een vinger of anderhalve vinger lang moesten zyn. Maar men moet niet ligt een vrouw geloven, die den netten tydt van haar bevrugting bepaalt: om dat de missing der maandtstonden, daar ze op staat maken, niet zo zeker dat te kennen geeft, 't welk vereyscht wordt. Zyn 'er immers niet zeer vele vrouwen, dien de maandtstonden ontbreken, schoonze onbevrugt zyn? zommige braken 's morgens, echter zyn ze daarom niet zwanger: want 't is voor vele een dagelyks werk 's morgens te braken, zonder bevrugt te wezen. Zo dat deze tekenen liever voor onzekere, en waarlyk geen [pathognomonica signa] onafschydelyke tekenen gehouden moete worden. Derhalven, wanneer ik de vrugt bevinde, kleyn en ingevallen te zyn, verzien met een asgraauwe couleur, daar de couleur anderzints blank is, ben ik altydt verzekert, dat de vrugt in de baarmoeder nu enigen tydt gestorven is, en zonder twyffel dikmaals al een genoegzame ruyme tydt geleden: want zulks gebeurt wel van een tot twee maanden, indien men den dag narekent, als de moeder met een schrik, een geweldige beweging, verdraying van 't lichaam, storting van bloedt uyt de baarmoeder, of met iets diergelyks was aangedaan, en zo men den dag vergelykt, op welke de vrouw een miskraam gekregen heeft: want in dien
gehelen tydt groeyt de vrugt niet in 't minste. Maar indien 't een miskraam zal zyn van drie of vier maanden, welke een tydt lang in de baarmoeder na de doodt gebleven is, zal dezelve, daar na gebore zynde, een ingevalle hooft en romp hebben wegens de slappigheydt der delen, en 't zal een vreeslyk wanschepzel schynen te zyn. 't Geheugt my nog zeer wel, dat ik dikmaals geroepen ben by zulke voorvallen, en dat ik de ouders over deze miskramen zeer bedroeft bevondt, nadien ze meenden, dat ze wanschepzels voortgebragt hadden. Dan ben ik gewoon haar te troosten, en te verzekeren, dat deze welgeschapene vrugten na den doodt zodanig verandert,
| |
| |
en in s'moeders lichaam lang opgehouden zyn. Zy twyffelden hier niet meer over, wanneer ze zagen, dat ik deze lichamen, met een weynigie door een pyp op te blazen, zodanig wederom uytrekte, dat ze aanstonts haar vorige gedaante wederom kregen, zo als zy voor haar doodt eerst gehadt hadden: want het hooft wederom ten klootsgewyze figuur verkregen hebbende, verloor volkomen die lelyke beeltenis van een mismaakt wanschepzel, en de ingevalle buyk zwol op, als of ze wel in 't vleesch waren geweest. De Ouders over deze gedaante verheugt zynde, toonde my grote dankbaarheydt; 't was niet zonder reden: want wat kan 'er vreeslyker voor de Ouders uytkomen, als datze in plaats van een menschelyke vrugt schrikkelyke wanschepzels voortbrengen? Ja ook door de valsche verbeelding bedrogen zynde, en zomtydts in de byeenkomst zelfs aan een verschrikkelyk en mismaakt wanschepzel gedenkende, zouden zy op 't ogenblik van de voortteling misschien de vrugt schenden.
Gylieden hebt de afbeeldingen van [embryones] kleyne schepzeltjes wel gezien in myne Anatomische Cabinetten; en 't is aldaar gemakkelyk te bemerken, op wat manier in 't vervolg van tydt zy dagelyks haar figuur veranderen. In haar eersten staat zier men in 't geheel geen [artus] ledematen, maar naderhant op die plaatzen, daar de schouders en deyen in 't vervolg zullen te voorschyn komen, puylen alleenlyk kleyne knobbeltjes uyt; waar uyt langen tydt daar na de schouders, armen, handen, deyen, beenen, en voeten uytgebreydt worden en voor den dag komen. Ik bid u, ziet de gemelde Cabinetten eens na: want dat alles, 't welke ik aldaar heb laten afbeelden, in der daadt zodanig gestelt is, is klaarblykelyk te zien in 't Cabinet van den Keyzer van groot ruslandt, alwaar de voorbeelden zelfs bewaart worden. Hoe ongemeen verschillen deze myne zaken van die, welke andere met hare gedrukte figuren aan de geleerde waerelt vertoont hebben? Ik ben waarlyk verstompt geweest, wanneer ik een afbeelding van een menschelyk schepzeltje naauwlyks de grootte hebbende van een gerste korentje gewaar wierdt, waar in handen en voeten vertoont wierden, daar ze op dien tydt gelyk als [chrysalides] kleyne wormpjes zonder enige verschyning van ledematen, ons voorkomen.
Derhalven indien deze kleyne schepzeltjes, wanneer ze zo tenger zyn, in s'moeders lichaam sterven, en daar in na de doodt nog enigen tydt blyven, dan bevinde ik die altydt asgraauw van couleur en geheel ingevallen; maar in tegendeel, zo ze terstont na de doodt uit de baarmoeder komen, hebbenze een witte blanke couleur, en zyn overal dik en rondt. Zie hier een dergelyk schepzeltje in de 5 fig. van de 3. plaat, 't welk
| |
| |
naauwlyks groter is, als een gerste korentje; dit heb ik onlangs gekregen van de moeder, die verhaalde, dat ze drie maanden zwanger was geweest, (gelyk 't my dikmaals gebeurt is zulks te horen) maar 't zelve onderzoekende, bevondt ik 't kleyn, dog niet rondt, waar uyt ik besloot, dat het nu al een tydt lang doodt geweest was, en wel mogelyk twee maanden, eer de moeder deze miskraam gehadt hadde: want op die tydt was zy zeer verschrikt geweest. Maar merkt ge wel, dat de navelstreng veel dikker is als 't schepzeltje zelfs? dit hebbe ik menigmaal zodanig vernomen, maar in een andere voorval heb ik 't zo dun als een draadt bevonden: mogelyk is de oorzaak van zo groot een dikte de aanperssing van 't aangebragte voedtzel na het lichaam van 't schepzeltje, 't welk daar in niet konnende indringen, de vaten in den navel aldus uytspant. 't Is nodig myn eyge dwaling te verbeteren, dien ik beken, begaan te hebben in 't 6. Anatomisch Cabinet, in de 2. plaat, alwaar ik kleyne schepzeltjes heb laten af beelden, waar onder een is zo groot, als een tarw greyntje, van de nageboorte afhangende, welkers moerkoek zeer groot schynt: maar toen heb ik vergeten te zeggen, dat die grote klomp, dewelke aldaar de moerkoek verbeelt, niet alleen bestont uyt het lichaam van de moerkoek, maar voor 't grootste gedeelte uyt geronne bloet, 't welk daar aan gegroeyt was. Voor al moet men aanmerken, dat de moerkoekjes op dien tydt by na altoos zodanig geboren worden, maar 't gebeurt zeer zelden, dat ze heel zuyver uyt de baarmoeder gelost worden. Wanneer ze alleen en afgezondert voor den dag komen, dan zyn ze dikmaals zo dun als een papier, en by geval hebben ze de dikte van den rug van een mes. In 't Cabinet van den Keyzer van Ruslant is een voorbeelt, van deze zaak, maar hoe fraay en hoe zeltzaam! Waarlyk het is my maar eens gebeurt in zo een grote menigte van waarnemingen zulks te zien. De natuur heeft zelfs aldaar zeer naauwkeurig haar eyge gedaante uytgedrukt, waar aan de konst
alleen de manier van bewaaren verschaft heeft; de moerkoek is aldaar bloot, enkelt, en zuyver, zonder enig aanhangend bloet, van 't schepzeltje in een vogt afhangende, welk schepzeltje zo myn geheugen my niet bedriegt, een lidt van een vinger groot is.
Laat het my geoorloft zyn by deze gelegentheydt enige weynige aangaande deze zaken te verhandelen, dewelke van de tegenwoordige niet zeer vreemt konnen geoordeelt worden. 't Is een oude spreekwoort, dat den al te groten overvloedt dikmaals een gebrek maakt, en de schaarsheit in tegendeel schadelyk is; laat ik 'er byvoegen, dat de al te zorgvuldige naarstigheydt menigmaal schade doet. De waarheydt van deze
| |
| |
les is my nergens zekerder gebleken, als wanneer ik aght gegeven hebbe op die dingen, welke gewoonelyk geschieden en geoeffent worden in barende vrouwen te helpen, en de moerkoek na 't baren uyt te dryven. Dat de Moerkoek voor een deel van 't kindt te houden is, en geenzints tot het lichaam van de moeder behoort, en dat ze daarom uyt s'moeders lichaam, na dat het kint ter waerelt gekomen is, moet afgehaalt worden, is een iegelyk al te bekent. Ondertusschen gebeurt het, dat dezelve met zyn bultagtig gedeelte aan de holte des baarmoeders zodanig vast zit, dat het byna schynt op een wonderlyke wyze tot een lichaam gegroeyt te wezen: in welk geval men zou konne twisten, wat heylzamer voor de kraamvrouw te houden is, deze enigen tydt te laten zitten, of liever met alle magt en kragt te ondernemen dezelve af te rukken, en afgerukt zynde uyt de baarmoeder te halen? Zekerlyk is 'er een zwaarwigtige reden, dewelke ons raadt hier in wat zagtzinnig te wezen, en de vrouwen door geen roekeloze voorbarigheydt te bederven, die wy mogelyk door een voorzigtige vertoeving zoude behouden hebben. Ik weet wel, dat de vermaarste schryvers van gevoelen zyn, dat de moerkoek in de baarmoeder nablyvende, een kraamvrouw in doodts gevaar brengt, waarom de vroedtvrouwen alle pogingen in 't werk stellen, om dezelve door konst of gewelt af te halen, en aan de tegenwoordig zynde vrienden te vertonen. Maar met smert heb ik 't nootlot van die ellendige vrouwen beklaagt, wiens baarmoeder dikmaals van een al te grote haastmakende en onvoorzigtig te werk gaande vroedtvrouw, zeer gequetst wort, aanstonts wordt dan de buyk hardt, zwelt op, waar by een gestadige koorts komt, die dikmaals van een haastige doodt gevolgt wordt. Paeraeus, Portal, Mauriceau en andere hebben wel overvloedig geleert, door wat konst men de moerkoek veylig uyt het lichaam behoort te halen, maar wat 'er gedaan moet worden, wanneer dezelve buyten de gewoonte al te vast aan de
baarmoeder zit, hebbenze al te spaarzaam verklaart.
Daar zyn my gevallen voorgekomen, waar in 't onmogelyk was, de baarmoeder zonder een over 't hooft hangendt gevaar des doots van de moerkoek te verlossen. Laat 'er een van deze gerekent worden, wanneer, het kindt nu geboren zynde, de baarmoeder met een [contractio spasmodica] stuyptrekkende en geweldige t'zametrekking aangedaan wort op die plaats, dewelke is tusschen de moerkoek en dat gedeelte van de baarmoeder, waar in de inwendige mont deszelfs zich daar na wederom moest vormen. Want men moet weten, dat 'er na de geboorte van 't kint geen zodanigen mont in de baarmoeder gevonden wort, als 'er voor dezen was: Maar 't is 'er volkomen even eens mede gelegen, als een geltzakje,
| |
| |
't welk vol gelt en met een bandtje toegebonden zynde, een gerimpelde mont uytmaakt, dog als 't bandtje is losgemaakt, is 't zelve over al even wydt en uytgespreydt. Deze gemelde t'zametrekking of toesluyting der baarmoeder zit menigmaal zo hoog, dat men ze met de vingeren, handt, de voorhant, en den arm, diep in 't lichaam gestoken zynde, eyndelyk gewaar wordt: Ja ik hebbe deze sluyting aldaar zo vast zomtydts gevonden, dat 'er een vinger naauwlyks ofte niet ingelaten kon worden, terwyl nogtans agter dezelve de moerkoek wederhouden bleef. Ey lieve, hoe zal 't een konstenaar mogelyk zyn op enigerhande wyze dit grote lichaam van de moerkoek daar van daan af te halen, zonder een dodelyk gewelt aan de baarmoeder toe te brengen? gewisselyk zal 'er de kraamvrouw schielyk van sterven. Ik hebbe immers gezien, dat dit de oorzaak voornamentlyk is, waarom de vrouwen buyten verwagting zo haastig het leven na het kramen verliezen, terwyl ondertusschen de vroedtvrouw met haar werk voortgaande, als ofze een zeer fraaye daadt uytvoerde, de moerkoek vertoont, en pocht, dat ze die geheel en ongeschonde met haar handt uytgehaalt heeft. Ja 't gebeurt zomtydts, dat, schoon de baarmoeder nog volkomen genoeg openstaat, de moerkoek nogtans zo vast aan de baarmoeder zit, als ofze daar aan gegroeyt was, ik zeg 't by ondervinding: en daarom, indien door een gemaakten hoest of arbeydt van de kraamvrouw, de moerkoek niet ligt volgt, en zo 't dan nog niet wel gelukt, wanneer men met een vinger langs den navelstreng ingebragt hebbende, de moerkoek, om ze los te maken en af te schyden, voorzigtig doorgeboort heeft; schynt het my beter te wezen, alle verdere, dog altydt gevaarlyke pogingen agter te laten, en de moerkoek te laten zitten, tot dat de natuur zelfs dezelve, gelyk dikmaals gelukkig geschiedt, zal uytgedreven hebben. Nogtans, zal iemant zeggen, de moeder is na het baren van 't kindt, niet volkome verlost, zo lang de moerkoek nog niet voor den dag komt!
Ik beken 't: Maar is 't niet beter, uyt twee quaden een minder te verkiezen? derhalven is 't voorzigtiger de moerkoek te laten zitten, tot dat de natuur dezelve afscheydt of tot dat 'er gelegentheydt is, om dezelve, wat losser geworden en vryer zynde, met de handt af te halen, als door een dodelyke verhaastiging de lydersse om te brengen. Of zou iemant meenen, iets goedts aan de vrouw te hebben gedaan, om dat ze zonder de moerkoek gestorven is? Ik zegge, dat zy daar mede konde geleeft hebben, schoonze dezelve twintig, ja vyf en twintig dagen na 't baren by haar gehouden hadde: de koek is immers voor een deel van 't kindt en niet van de moeder te houden, en de natuur zelfs met een ongelooflyke poging en werkzaam- | |
| |
heydt, altydt bezig zynde om zich te bevryden en van alle moeyelyke last te ontdoen, zal zelden toelaten, dat de moerkoek in de baarmoeder blyft zitten, schoonze aldaar twintig of vyf en twintig dagen na 't kramen gezeten heeft. Gelooft my in oprechtigheydt, dat ik 'er van zestien, wien de moerkoek bygebleven was, vyftien ontmoet heb, die van de natuur zelfs verlost waren. Maar schoon de moerkoek bygebleven is, 't welk zeer zelden gebeurt, echter is 'er zo veel quaats niet van te vrezen, als men voor dezen gedagt heeft; 't was 'er mede gedaan, als de nageboorte nableef! Ik bekenne, dat het te wenschen is, dat ze veylig voor den dag komt, maar nogtans met behoudenis van 't leven. Zo nu eyndelyk de moerkoek geheel blyft zitten, wat zal haar dan overkomen? de baarmoeder gedurig naauwer wordende, en door een gestadige inkrimping haar vorige kleynheydt en figuur zoekende, drukt het lichaam van de moerkoek zodanig, dat ze het tot een rondt en naauw in een gedronge klomp vormt, dewelke niets van de gedaante des moerkoeks behoudende, by na geheel in een harde vlezige klomp verandert; Ik hebbe gezien, dat deze vrouwen evenwel wederom bevrugt wierden, op den vereyschten tydt een welgebore kindt baarden, en, na datze gelukkig van dat pak, namentlyk het
kindt en nageboorte verlost waren, eyndelyk de stukken van de voor deze overgebleven nageboorte dan nog quydt raakten, welke het gemene volk [molae] zuygers, valsche bevrugtingen, of wanschepzels, het voetzel van de vrucht opzuygende, gewoon is verkeerdelyk te noemen. Behalven deze verandering, welke de nagebleve moerkoek ondergaat, is 'er nog een geheel andere, namentlyk: wanneer deze gehele klomp van de overgebleve nageboorte zyn gantsche eygenschap, dewelke is een enkel weefzel van bloetvaten, verliezende, met zyn geheel lichaam verandert in een verzameling van waterblaasjes; welke laatste verandering veel menigvuldiger is, als de eerste. Deze hoop van waterblaasjes ongelooflyk aangroeyende, en in getal vermeerderende, wordt eyndelyk zo groot, dat die naauwlyks in een gemene pispot kan bevat worden; ja na de ontlasting van zo een groote menigte, worden 'er naderhand dikmaals nog meer diergelyke nieuwe klonten gelost.
Deze wonderbare ontlastingen heb ik onlangs tweemaals binnen twaalf dagen gezien: want deze zeer volkryke stadt Amsterdam geeft een overvloedige stoffe aan waarnemingen, die op een andere plaats, onder een kleyne menigte van menschen, zeldtzamer gevonden worden. Hoe veele verdichtzelen en vertellingen hebben deze ontlaste lichamen eertydts veroorzaakt? alle boeken zyn 'er vol van. Waarlyk ze zyn niet anders, als enkele uytspruytzels van een ontaarde Moerkoek.
| |
| |
Derhalve herhale ik wederom myne vermaning tot behoudenis der vrouwen, en verbetering van de dwaling der kraamkunde; te weten: Indien de moerkoek uyt het lichaam van de kraamvrouw niet veylig en gerust kan worden afgehaalt, zal 't heylzaam zyn dezelve aldaar te laten zitten. Ik zelfs hebbe met myne eyge handen, als Vroedmeester de barende vrouwen verlost, en waarlyk bevonden, dat de moerkoek menigmaal zodanig aan de baarmoeder vast zit, dat ik 't ten ware ik 't zelfs ondervonden hadt, nooyt zou gelooft hebben, dewelke nochtans door hulp van de natuur, aangespoort door een darmspuyting, den volgenden dag met een krimpige trekking van den buyk gelukkig uytschoot.
Andere hebben de Geneesheeren willen wys maken, dat de moerkoek in de baarmoeder blyvende verrot; dat daar door de baarmoeder ook zelfs ten eersten bedorven, en ontstoken wordt, het vuur by komt, en dat eyndelyk de doodt nootzakelyk daar op volgt. Maar geheel anders is de zaak gelegen, als deze wel voorgeven; om dat de moerkoek geen deel van 's moeders lichaam, maar een oprecht deel van 't kint is, gelyk hier boven klaar gebleken is. De dagelykze voorbeelden, en wel zeer menigvuldige hebben my verzekert, en geleert, dat de nagebleve moerkoek, indien ze niet schielyk van haar vasthegting met de oppervlakte van de baarmoeder los raakt, nooyt in [pus] etter, of [ichor] waterig bloedt verandert, en aldus tot een rottig zap gebragt wordt. 't Is ook een vergeefsche vrees van zommige, die schryven, dat 'er van de nagebleve moerkoek een stank uytwazemt, welke het zuyvere bloedt zodanig besmetten kan, dat 'er een [febris hectica] uytterende koorts, ontsteking, en diergelyke qualen meer onvermydelyk uyt ontstaan. Wat zou dan de elendige vrouwtjes overkomen, welke gequelt worden met die zeer beklaaglyke ziekte, lange jaren haar afgesloofde lichaam pynigende? Ik mene de kanker van de baarmoeder. Deze leven zo een langen tydt, echter lyden ze ondertusschen een gantsch onverdraaglyken stank, dewyl deze krengachtige lucht, uyt de baarmoeder opkomende een yegelyk van haar doet vlieden; ja byaldien een Geneesheer zyn vinger in de baarmoeder steekt, om de gesteltenis van dien vyand te onderzoeken, zal dezelve met zo groot een stank besmet daar uyt halen, dat hy met de scherpste zeep of loog die vuyle lucht niet zal konnen afwasschen. Derhalven is dit alles maar een ydele vrees van 't onkundige volk, echter zit het hier als rechter:
Want wat zal een wyze Vroedvrouw doen, die de kraamvrouw alle bedenkelyke hulp, welke men op eenigerley wyze van een goede konst kan verwagten, bewyzende, nochtans de verlossing van de moerkoek
| |
| |
onmogelyk vint, ten ware met dat gewelt, 't welk zo veel quetzing aan de baarmoeder toebrengt, dat 'er een gewisse doodt op volgt? Zullen de bystaande vrouwen haar daar toe niet aanmanen, dwingen, haar bekyven, en dreygen? zullen ze deze niet verwyzen als een onwetende in de konst, zoekende aanstonts de hulp van een ervarender? 't is waarlyk bekent, dat zulks alzo geschiet: waar door dan de Vroedtvrouw aangestoken zynde, dikmaals stoutelyk haar ruwen arbeydt op nieuws aanvaardt, gewisselyk de baarmoeder gevaarlyke kneuzingen toebrengende. Ik verdiene hier in gelooft te worden, dewyl ik zelfs in deze zeer wydt uytgestrekte stadt het beloop van vier jaren het Vroedtmeestersampt altydt, en zeer menigvuldig heb geoeffent: daar na ben ik in den gantschen tyd van veertig jaren, door de Ed: groot Achtbare Overigheydt van deze stadt, gestelt geweest om de Vroedtvrouwen te onderregten, en alle, die zich in deze stadt tot die bediening willen begeven, te onderwyzen en te beproeven, haar de ontleding der vrouwelyke deelen, dienende tot de baring, te vertonen, haar te antwoorden, als zy my over een moeyelyken arbeydt raadtpleegden, en eyndelyk om de doode lichamen der kraamvrouwen te onderzoeken, tot ontdekking van de oorzaken der quade baring, en de daar op gevolgde doodt.
Gelykerwys het kint door een sterke beweging van de spieren, en by gevolg door den [labores partus] arbeydt, uyt de baarmoeder gestoten zynde in de wareldt komt, alzo worden ook de moerkoek, vliezen, navelstreng, door een diergelyk gewelt uyt het lichaam gedreven. Maar wie onder alle de ontlederen heeft aangemerkt, dat de baarmoeder van een mensch een byzondere Spier heeft, wiens spierdraden zodanig zyn gelegen en gevormt, datze door haare werking de bultige oppervlakte des moerkoeks van de holle oppervlakte van den bodem der baarmoeder zelfs los maken en ontbinden. In 't kort is 't my gebeurt, deze spier zo klaar te ontdekken, dat 'er my niets frayer konde voorkomen. Weet derhalven, dat de moerkoek in dat gedeelte van de baarmoeder, 't welk de bodem of grondt genaamt wordt, byna altydt zit; wat ook zommige daar over uyt bespiegeling anders geredeneert hebben. Maar net op die plaats zyn de spierdraden, kringsgewys zodanig geplaatst, zodanig sterk, datze, terwyl ze zich sterk genoeg t'zamentrekken, het lichaam van de baarmoeder aldaar ingetrokken, en rimpelig geworden zynde, zodanig schikken, dat de moerkoek, buyten deze vezels geplaatst zynde, en daarom deze inkrimping niet volgende, nootzakelyk van de vasthegting met de baarmoeder los gemaakt, ontbonden, en af- | |
| |
geschut wordt: wanneer ik zulks in 't voorgaande jaar klaarblykelyk gezien, en nooyt te vooren aangemerkt hadde, heb ik aanstonts deze baarmoeder zodanig bewaart, datze onverandert bleef, op dat ik aan een iegelyk dit maakzel zou konnen vertonen. ô Wonderbaarlyk maakzel, waar mede de alwyze Schepper dit eene gedeelte des baarmoeders voorzien heeft! zietge niet, dat de overige spierdraden des baarmoeders verwardelyk doorweven zynde, door malkanderen heen lopen, op datze door hare beweegkragten zich t'zamentrekkende, de vrugt uytdryven? Maar, alwaar de moerkoek zit, om die af te scheyden, daar hebben ze alleen een kringsgewyze loop. By aldien de
vliezen na 't baren van de vrugt nablyven, zyn de meeste ook zeer bekommert, ik weet niet voor welke qualen: daar nochtans dezelve aan geen deel vast zittende, te gelyk met de kraamzuyvering gemakkelyk gescheyden worden, om datze maar als natte linnen doeken of papier tegen malkanderen aan leggen, bygevolg, als de baarmoeder geprikkelt wort, scheydt ze dezelve veel gemakkelyker door haar eygen beweging of werking af. Maar daar en boven is nog aan te merken, dat de moerkoek aan de baarmoeder by na altydt des te vaster zit, hoe meer de navelstreng in 't midden van de moerkoek geplant wort: want als de navelstreng getrokken wort, dan wort ook gelykelyk het geheele lichaam van de baarmoeder getrokken, en daarom wordt de moerkoek door de vermeerdering van aangeraakte oppervlaktens niet losgelaten. In dit geval moet het lichaam van de moerkoek met een vinger doorboort worden, en dan met dezelve voorzigtig rondtom te leyden, de moerkoek van de baarmoeder als afpellen ofte stropen. Dog hoe de navelstreng nader aan den omtrek van de moerkoek geplaatst is, hoe ligter dezelve, indien alles wel is, van des baarmoeders bodem kan afgescheyden worden. 't Is nochtans gebeurt, dat ik den navelstreng naby genoeg aan den omtrek ingeplant vondt, maar dat de moerkoek, schoon zulks zelden gebeurt, zo onbeweeglyk aan de lyfmoeder vast zat, dat, indien ik dezelve met gewelt had willen afhalen, de baarmoeder geheel omgekeert buyten de schede eer zou gevolgt hebben, als dat de moerkoek de baarmoeder zou hebben verlaten: echter vernam ik, dat de moerkoek, die waarlyk zo vast aan de baarmoeder gegroeyt was, binnen weynig uuren, alleen door de werking en perssing van de natuur uytgedreven wierdt. Maar in tegendeel heb ik gezien, dat de kraamvrouwen, wien in zodanig geval, de moerkoek met groot gewelt uytgehaalt zynde, de baarmoeder zelfs omgekeert uyt den lyve was getrokken, gestorven zyn, zo gaauw als ze in haar bedt gelegt waren. Voor welken schrikkelyken uytslag geen vrees
zou zyn
| |
| |
geweest, zo men meer met gedult een zagter scheyding aan de natuur hadt overgegeven. Ik herhaal 't nog eens, in de baarmoeder kan een doode vrugt zonder groote schade van de moeder lang opgehouden worden. Bleek dit niet zeer klaarblykelyk in 't lichaam van een koe, welker geschiedenis ik hebbe beschreven? de behoorlyke tydt van 't kalven, volgen 't voorschrift der natuur, was in de Maandt van Maart, in 't jaar 1717. in plaats van dat, wierdt ze ziek, dog weder gezont; in November daar aan volgende wierdt ze geslagt, en de eygenaars van dezelve verheugden zich over de welgesteltheydt en vettigheydt van 't lichaam; ondertusschen vondt men in deze geslagte koe een welgestelt kalf, 't welk ik geopent, en tot een gedagtenis, deszelfs milt en herssenen toebereydt hebbe, zynde de bloedtvaten van deze deelen door my opgevult, dewelke, schoon zeer teer, nog niet verrot waren. Mogelyk vraagt gy, hoe ik weete, dat dit kalf een half jaar lang by de moeder doodt gebleven is? zeekerlyk weten dit de koehouders naauwkeurig. Maar wat hoeft men voorbeelden uyt het lichaam der beesten by te brengen? gebreken ons waarnemingen van vrouwen, welke de doode lichamen van vrugten zeer veele Maanden gedragen hebben?
Waarlyk ik schryve deze dingen met dien toeleg niet, als of ik de Vroedvrouwen wilde vermanen, deze zaak zorgelooslyk te handelen. 't Zy 'er verre van daan! Men moet altydt de nageboorte afhalen, zo 't maar met behoudenis van 't leven van de kraamvrouw kan geschieden. Nogtans schreeuwt de geheele meenigte van vrouwen, die by de baring tegenwoordig zyn, dat de kraamvrouw, wanneer de nageboorte byblyft, om 't leven gebragt wort. Dit groot en zwaarwigtig vooroordeel zit zo vast in haar gemoederen geprent, dat ze niet eens toelaten, dat de zaak geschiede, gelyk de leet van de konst, en behoudenis van de moeder vereyschen. Wit zal men hier in doen? hoe kan een zo lang ingewortelde inbeelding uytgeroeyt worden? De zeer beroemde Inspectores Collegii Medici Piso, de Vicq en Crommestyn oordeelden al voor veele jaren met ernst deze zaak, en veele diergelyke andere zaken meer van zo veel belang, datze verplicht meenden te zyn, dezelve aan de Ed: Groot Achtbare Heeren Burgermeesteren van Amsterdam te verhalen, op dat door haar Ed: gezag een middel gevonden wierdt, om deze quade vooroordeelen weg te nemen: ook hebben die zeer wyze Heeren Burgermeesteren, en de aangepreze Geneesheeren hier in niet stil gezeten, tot dat 'er iemandt gestelt wierdt, die in deze zaken ervaren zynde, volgens de ware reden van de konst voorzigtig zou konnen oordeelen van 't gene, 't welk daar in voorvalt; en om dat men veel schade
| |
| |
door de vastgestelde vooroordelen leydde, daarom was 'er een verbetering uyt een openbaar gezagh van noden. Derhalven hebbenze my belast, dat ik deze bediening zoude aannemen, menende, dat zulks een Hooghleeraar in de ontleetkunde, welkers bediening ik toen waarnam, 't beste paste: Waarom ze bevolen hebben, dat alle de stads vroedtvrouwen alle maanden eens gedwonge waren te komen, alwaar zy my hoorden lezen van alle die dingen, welke mogelyk onder 't baren konde voorvallen, welke zaken dan waargenome moete worden, en welke men door een byzondere konst moet te hulp komen: dat ik ook menigmaal in 't dode lichaam van een vrouw in haar tegenwoordigheydt alle die vrouwelyke delen zou vertonen, waar van een vroedtvrouw kennis hebben moet, met te gelyk uyt te leggen, welke beledigingen mogelyk in ider deel voorvallen kunnen, en haar aldus vermanende, en wapenende tegen vooroordeelen. Dit aangevaart hebbende, heb ik zelfs my ook tot het oeffenen van 't vroedtmeesters-Ampt begeven, om de vrouwen in een zwaaren arbeydt zittende te verlossen, 't welk ik daar na met vlyt vier volkome Jaren lang heb aangehouden: Ik oordeelde in der daadt, dat het my onmogelyk zyn zou, met een gelukkigen uytslag te onderwyzen de heylzaamste der konsten, indien ik maar alleen door bespiegeling kennende, de handt nooyt aan 't werk geslagen hebbende, ondernomen hadde voor te schryven en te onderwyzen, wat 'er gedaan moest worden: Ik mene, dat deeze myne reden niet ongegrondt is; om dat niemant, die ervaren is in de ontleding der vrouwelyke delen buyten de bezwangering, en gesteltheydt van 't baren, ooyt geloven zal, hoe groot een verandering van alle omstandigheden, en wat een verschillende gedaante in deze is: nogte ymandt zal of door redenkaveling of door de fynste gissing, ooyt konne nagaan, veel min andere onderwyzen, die dingen, welke hy op dien tydt in 't vrouwelyke lichaam zal vinden. Maar toen de Heren Burgermeesteren, en de Inspectores Collegii Medici begrepen, hoe veel
gevaar in deze dingen was, hebbenze teffens belast, dat alle die vrouwen, dewelke in deze stadt de kraamkunde oeffende zich in 't collegie tegenwoordig zoude laten vinden, en een nieuw examen ondergaan; dat die gene, dewelke in 't antwoorden bequaam gevonden wierden, zoude toegelaten worden, maar dat alle die de vereyschte gaven niet hadden, uyt deze edele konst zoude verwezen worden. 't Is niet te geloven, hoe groote onwetenheydt, welke beuzelingen, en hoe vele dwalingen 'er toen te voorschyn gekomen zyn, in die genen, dewelke de konst lang geoeffent hebben! wat wonders, zy hadden 't van die geleert, welke even onbedreven, en onwetende waren! Wilt gy, dat ik uyt ontallyke enige
| |
| |
weynige dwalingen optelle, welke door een diepe onkunde ingeslopen, en die nu door deze hulpmiddelen zodanig verbetert zyn, dat 'er in onze stadt niets meer van overig is? Gylieden zult niet alleen belachlyke, maar schadelyke, in gevaarlyke misgrepen zien. Wie zou denken, dat het hadt konne geschieden, eer ik deze onderwyzingen aangevaart hadde, dat ik op enen dag gehaalt ben geweest by twee vrouwen, waar van zy verzekerden, dat haar een wanschepzel uyt het lichaam hing, na dat het kindt en de nageboorte afgehaalt waren? maar wat bevondt ik? ô gruuwel daad! de baarmoeder zelfs door de schede uytgetrokken, hong omgekeert buyten 't lichaam. Aanstonts heb ik ze binnegebragt, en de deyen digt by malkanderen gevoegt hebbende, heb ik de vrouw te bedde gelegt, en is gelukkig genezen. Maar de andere is door schult van deze schandelyke dwaling gestorven: want de baarmoeder, op dezelfde manier aangedaan zynde, hadt zo lang buyten 't lichaam gehangen, dat ze nu verhardt was, en daarom konde ik haar door enige konst niet binne brengen. Deze verharding komt zeer schielyk, wanneer de aldus omgekeerde baarmoeders met gewelt uytgehaalt zyn. Laat het verhaalde vergeleken worde met dat gene, 't welk ik al over lang over deze zaken in myne gedrukte aanmerkingen gezegt hebbe. Indien my op eenen dag twee zodanige gevallen zyn voorgekomen, laat ik ider een oordelen, hoe menigmaal dit gebeurt zal zyn op andere tyden, wanneerze die schandelyke dwaling hebben verborgen gehouden, terwyl ondertusschen, den aardt van de quaal onbekent zynde, de ellendige vrouwen hebben moeten sterven. Maar nu grotelyks verheugt, betuyg ik opentlyk, dat dit gebrek naauwlyks daar na eens meer overgekomen is, na dat ik de vroedtvrouwen naauwkeuriglyk deze dwaling onderwezen, en haar daar over gewaarschouwt hadde. Dog weet Lezer, dat dit gebrek ook zomtydts geschiedt, zonder enige schuldt van de Vroetvrouw; Indien ik 't niet ondervonde hadt, ik beken, ik zou 't zelfs niet geloven. Ik verloste
op zekeren tydt een barende vrouw van 't kindt; als 't zelve nu uyt s'moeders lichaam gehaalt was, volgde de moerkoek met de vliezen zeer gemakkelyk, zonder enig of 't minste gewelt in 't werk gestelt te hebben, ondertusschen komt met gewelt in minder, als een ogenblik, van zelfs de omgekeerde baarmoeder uytschieten; aanstonts voelde ik, wat 'er was, ik bragt het op zyn plaats, en heb de kraamvrouw met de knien by malkanderen gevoegt te bedde laten leggen. Hier door heb ik geleert, dat men de vroedtvrouw zo ligtvaardig niet moet te laste leggen, 't gene door een gebrek der delen en de schult van de natuur gebeuren kan, allenlyk wil ik dit voor alles vermanen, dat de baarmoeder ten tyde van 't uyt- | |
| |
zinken, of zulks gebeurt door een gebrek van de natuur, of van de hant, ten eersten in haar behoorlyke plaats herstelt wordt, en dat op een zeer zachte wyze, te gelyk raadt gegeven hebbende van haar zelfs stil te houden en te rusten. De voornaamste oorzaak van deze quaal bestaat in die geweldigen arbeydt na de baring, van de kraamvrouw zelfs aangewent, om de baarmoeder na 't baren te ontlasten. Dit gebrek overkomt ook menigmaal de koeyen, om 't welke te genezen de koemeesters een belachlyk, en zo 't my dunkt, een vreemdt hulpmiddel aanwenden, namentlyk, zy doorboren de huydt met een tweetandige vork.
Wat een menigvuldige geroep is 'er voor dezen geweest van de ingebeelde wanschepzels, die zy met een verdichte naam ook zuygers noemden, zeggende, dat deze levendig uyt het lichaam der barende vrouwen komende, door de kamer heen zwerven, na de schamelheydt der byzittende vrouwen toe lopen, daar door in 't lichaam dringen, en zich aldaar verschuylen? van welk plomp verdichtzel gy de oorzaak niet vinden zult, ten ware in de herssenen van oude raaskallende wyven!
Dikmaals heeft het my gesmert, als ik hoorde, dat de ontschuldige vroedtvrouwen geoordeelt wierden aan een schandelyker misdaadt schuldig te zyn, als menschenmoordt, wanneer by geval door een zwaren arbeydt de huydt van de [perinaeum] bilnaadt is gescheurt: Overweeg eens, hoe dun de huydt hier ter plaatze is, hoe dik en grof menigmaal de kinderen zyn, en hoe naauw dikwils de opening van den weg! zo zult ge uw niet verwonderen, dat dit gebrek meermalen voorvalt, als men wel weet. Maar de moeders, wien dit in de eerste kraam overkomt, bedekken deze quaal wel.
Op zekeren tydt wierdt 'er heyliglyk die belachlyke gewoonte gehouden, dat de kraamvrouw aanstonts na de baring met een zeer geweldige perssing dronk, met te gelyk den naam van de Heylige drie-eenigheydt aan te roepen. Wie heeft zulks ooyt gedroomt? ten zy ze mogelyk aldus arbeydt willen maken, om de baarmoeder uyt te zuyveren.
Hoe light gebeurt het, en hoe menigmaal, dat 'er, het kindt nu geboren zynde, vliezen van de schamelheydt afhangen? echter gaf men daar de schult van aan de ontschuldige vroedtvrouw.
Hoe schadelyk is die dwaling, op dat ik niet meer zegge, wanneer een kraamvrouw belast wordt, op de eene zyde altydt te leggen, en voor den negenden dag zich daar geen vinger breedt van daan te begeven?
Maar dikmaals verbiedt de vroedtvrouw, wreeder als de beul, geheel en al den drank aan de barende vrouw, die ondertusschen hygende, brandende, en smert lydende, droger als een puymsteen wort, waar
| |
| |
van daan oneyndige qualen voortkomen: om welke wreedtheydt te oeffenen, zy tot reden geven, maar zeer ongerymt en onwetendt, dat anderzints de waterblaas te veel opzwellende aan den uyttogt van de vrugt een beletzel geeft. Wat kan 'er dwazer bedagt worden, als deze ongegronde oorzaaksreden?
Wat quaats hebt gy niet te vrezen, terwyt de buyk van de kraamvrouw aanstonts na 't baren met banden zodanig worde toegebonden, dat 'er nog ademhaling, nog by na enige omloop van 't bloet geschieden kan? Ik oordeel, dat 'er enige sluyting van noden is, om de neergeslage, en al te losse vaten enigermaten te versterken, ondersteunen, en vast te maken, op dat ze niet byna al 't bloet van 't lichaam ontfangen, en met 't zelve op deze wyze van de herssenen te ontrekken zeer quade toevallen veroorzaken: maar men moet de sluythant zodanig vast niet toehalen, dat de levensbedieningen daar door verstikt worden.
Maar wat oordeeltge ook van die verkeerde manier van doen; wanneer ze het kint nu te waerelt gekomen zynde, dog zwak, en flaauw, door een zilvere pyp wint in den aars inblazen? en te gelyk den navelstreng drukken, om, met het bloedt daar in zittende uyt te melken, 't zelve in 't lichaam van 't kint voort te stoten? Toen was 't ook overal in gebruyk, de moerkoek op gloeyende kolen te leggen, om het bloedt aldus warm gemaakt uyt de moerkoek daar na in 't lichaam over te brengen, en 't leven aan 't half dode kint wederom op te wekken. Weg beuzelingen! een van de verschte en grootste uyens snyddenze midden door, en bragtenze onder den neus van het zeer tedere wigt, om zyn geesten daar door te verquikken! Welke scharpe reuk zelfs geen bejaart mensch verdragen kan; Ik sta toe, dat men een kleyn stukje gebruykt, maar ik verbiede zodanige dingen, die niets helpen, maar 't ellendige kint pynigen.
Wat is 'er vreesselyker, wat heeft 'er meer quaats gedaan, als die quade gewoonte over al onder de vroedtvrouwen gebruykelyk, wanneerze de vinger in den aars van de barende vrouwen op 't allerdiepste steken, om in een zwaare baring de vrugt uyt te lokken? Welke kneuzingen, ontstekingen, stikkingen, aambeyen, en verstervingen heb ik daar door wel in die delen gezien! ô Vroedtvrouwen! ik vermane Ul., op dat de vrouwen aan Ul. zorg bevolen door te veel te verhaasten geen dode vrugten baren, leydt dog, dat de natuur haar eyge en veylige wetten valgt. 't Is gaauw genoeg, zo 't maar wel genoeg is; zo ras gyl. bevindt, dat Ul. in enig geval raadt, en hulp ontbreekt, draagt zelfs zorg, dat 'er dan een welgeoeffent meester bygehaalt wordt, daar door
| |
| |
zult gylieden eer behalen, en geen de minste schade lyden: dewyl de barende vrouwen met groter vertrouwentheydt Ul. om hulp zullen roepen, hoe minder zy zien, datze door Ul. gierigheydt, verzuym, en trotsheydt verloren gaan.
Maar 't was ook een vuyle, schandelyke, en schadelyke gewoonte, datze in versch gebore kinderen het gehele hooft met een rottige, walchelyke, stinkende, afschuwelyke, schobbagtige korst dekten, die dikmaals dikker als een stroohalm het gehele hooft besloeg. Als men vroeg, waarom ze zulks deden, gavenze my tot antwoort, om 't hooft te verwarmen. Wanneer ik haar weder te gemoet voerde, dat de doorwazeming daar door belet, het hooft bedorven wierdt, en verrottede, dat het beter was een zuyvere warmte te verschaffen, en te bewaren met wolle doeken, derfden zy in 't eerst dezen raadt naauwlyks volgen.
Opentlyk heb ik uytgeroepen, dat men de zeer verderffelyke dwaling verbeteren moest, wanneer de jong gebore kinderen met de armen en voeten by malkanderen gedrukt, zoo naauw gezwagtelt wierden, dat ze geen van hare ledematen in 't minste bewegen konden; maar laaten ze regt uytgespreyt als een staak leggen, zonder enige buyging der gewrigten. Hadt niet de voorzigtigen natuur haar in warm water gedompelt, op dat 'er niets hardts haar drukken, en hare lichaamtjes naauwlyks iets zou konnen aanraken? Was 't in de baarmoeder niet alles zodanig geschikt, dat het kint zeer vry en onbelemmert dobberende in een laauw beweeglyk en zagt vogt, na zyn behagen alle zyne ledematen en gewrigten zou kunnen bewegen? Was alles daar niet wel, en met een behoorlyke evenredigheydt geschapen, vergroot, en uytgespannen? zyn daar wel ooyt een bultige rug, een opgeheven borst, verdraayde en kromme beenderen? Derhalven waarom bindt gy, onwetende vrouw, zonder enige konst, zonder enige kennis, ja zonder enig inzicht, het vry en onbelemmert gebore kindt, met banden, en windtzels? moest u geheel Alsia, Africa en America niet anders geleert hebben, alwaar de jong geborene in losse doeken gewonden aan de wysheydt van de natuur alleen overgegeven worden, die alleen alles wel schikt? Voorwaar de lichamen dier menschen groeyen daar zeer wel. Ik hebbe nooyt gewilt, dat myne kinderen zodanig gehandelt wierden, waar van 'er nogtans geen een eenige wanschapenheydt der vaste delen gekregen heeft. Men behoorde ook die grouwelyke, en gantschelyk tegen alle reden strydige manier tegen te gaan, op welke zy de tedere hoofden van jong gebore kinderen zodanig met vast toegehaalde banden drukten, dat de beenderen, op dien tydt door de zagte naden nog beweeglyk,
| |
| |
gedrukt zynde, de herssenen, en al wat binnen het bekkeneel begrepen is, ontroeren, waar van daan slaapzugt, stuypen, quade gestaltens van 't hooft, zotheydt, en zelfs de Doodt! Men moest de verdere volmaking van 't in de baarmoeder wel gevormde hooft na de geboorte daar na aan de natuur bevelen, die alleen alles gelykelyk uytbreit. Maar hoe ongerymt is de reden, waar mede zy haar grove dwalingen bedekken! Als ofze op die wyze maakten, dat het hooft, wel vastgemaakt, door wel hardt te worden toegesloten wierdt! Zie de Jongens eens aan onder een heete lugtstreek geboren, die blootshooft gaan, nergens zult ge beter geschapene bekkeneelen vinden. Tonen die ellendige kindertjes niet zelfs, wat de natuur haar door een [instinctus] ingeving beveelt? waarlyk, wanneerze zo qualyk zyn gehandelt, bewegen en vryvenze de tedere hoofden zo lang, tot datze op een andere wyze geschikt worden.
Laat by deze gelegentheydt ook onder de ydele Leringen gerekent worden die onnodige vrees, als of de Moerkoek altydt met de grootste haast aanstonts afgehaalt moest worden, om dat, zo men maar enige ogenblikken vertoeft, de baarmoeder ten eerste haar binnenste mont zodanig toetrekt, dat 'er zelfs geen vinger kan ingebragt worden: zekerlyk alle, die dit werk bygewoont hebben zodanig, dat ze met aandagt alles wel hebben overwogen, weten, dat deze dingen onwaar zyn De baarmoeder van een mensch, van 't kindt verlost zynde, heeft geen mondt, maar staat wydt open, als een klok, en besteet altydt vele dagen, eerze wederom begint tot haar vorige gedaante over te gaan, welke in 't onderste gedeelte een toegeslote mont verbeelt Daarom vermane ik wederom, dat die ydele vrees Ul. niet bevange, op dat gy door een blinde haast niet in dwalingen vervalt, die zo menigmaal voor de kraamvrouwen verderflyk geweest zyn.
Gemeenlyk zeggenze, dat 'er altydt maar een moerkoek in de baarmoeder gevonden wordt, schoon 'er tweelingen, ofte meer kinderen geboren worden; dat dit niet altydt waarachtig is, heb ik zelfs bevonde: want het gebeurt menigmaal, dat het eerst komende kint te gelyk met zich medebrengt zyn vliezen en moerkoek; 't welk niet zou konne geschieden, indien ze beyde maar een moerkoek gehadt hadden. In 't voorgaande jaar belaste ik, dat men my verscheyde moerkoeken van tweelingen brengen zou, op dat ik verzekert konde zyn, wat 'er van deze zaak was. Derhalven alles met de grootste zorgvuldigheydt onderzogt hebbende, heb ik in der daadt bevonde, dat yder vrugt zomtydts een moerkoek hadde, en dat zomtydts een moerkoek alleen tot beyde de vrugten
| |
| |
gedient hadde: en op dat ik dit zeer klaar aan yder zou konne vertonen, heb ik deze verschydenheden in een vogt bevogt: Ook heb ik 'er een toebereydt, waar in twee moerkoeken aan malkanderen schynen gegroeyt te zyn; de bloedtvaten lopen verwart door malkanderen heen, dog voor een kleyne tusschenwydte, niet groter, als de dikte van een duym: hier uyt oordele ik te konne geschieden, dat, ten tyde van de baring, het eerste kindt zyn moerkoek met zich neemt, blyvende de andere moerkoek nog zo lang aan de baarmoeder vast zitten, tot dat het andere kint ook geboren is.
Maar wat oordeelt gy van 't maakzel van de moerkoeks slagader? 't zelve is aan weynige regt bekent. Gewisselyk is het vliezige maakzel van deze slagader in de moerkoek zodanig dun, dat het schynt te zyn een watervat ten enemaal zonder klapvliezen. Hoedanig de t'zamenstelling van deze byzondere slagader hier ter plaatze is, zal ik niet ligt zeggen, maar de gene, die scharper zien als ik, stel ik 't voor, om te onderzoeken.
Het dunne vlies, 't welk de moerkoek omringt, daar 't na de baarmoeder ziet, is een verlenging van 't vlies chorion, gelyk ik voor heen in myn vyfde ontleedtkundig cabinet geschreven hebbe; dit hebbe ik gezien op vele plaatzen in een steenagtige natuur verandert; alwaar dit voorvalt, blykt het van 't zelfs klaar, dat deze kinderen den overvloedt van 't voetzel, moetende van de moeder verschaft worden, onttrokken wort.
Maar 't gaat 's menschen verstant te boven, indien 'er uyt het lichaam van de moerkoek een geheel [crus] been afhangt; dit is in de verzameling van den Keyzer der Russen zodanig te zien, als ik 't met een figuur in myne cabinetten afgetekent hebbe.
Wie zal dog ooyt uytleggen volgens het tot nu toe aangenome gevoelen aangaande de voortbrenging van een mensch, hoe twee kinderen met het benige gedeelte volkomen aan malkanderen gegroeyt zyn, hoe zy, die aldus aan malkanderen gegroeyt waren, door de engtens van 't bekken konde doortrekken in de geboorte? echter hebben wy niet alleen, twee meysjes dusdanig aan malkanderen gewassen, en nu al agt Jaren oudt zynde, gezien, terwylze deze republiek door vertoont wierden: Maar ik zelfs hebbe twee volkome aan malkanderen gegroeyde kinderen, zynde een baring van agt maanden, dewelke ik gebalsemt hebbe, en ten mynen huyze beware, op die voorwaarde, dat het de Ouders vrystaat, zo dikwyls als 't haar behaagt, dezelve met hare vrienden te kome zien. De Vader, wiens naam was Tanking, is nu al overleden: de Moeder,
| |
| |
Woeneman genaamt, is nog in leven, en zo ze voor my sterft, dan zullen ze my in eygendom toebehoren. Hoe menigmaal ik deze zaken bespiegele, sta ik waarlyk verstelt, en kan niet begrypen, hoe 't wezen kan, dat 'er door zo een naauwe weg zo een grote klomp, en van zo een ongelyke oppervlakte, kan doortrekken. Zekerlyk schynen my de [ossa tschit] heupe uf zitbeenderen nootzakelyk emgzints van malkanderen te moeten wyken, om de ruymte groter te maken: Gelyk die gene, die te regt hebben aangemerkt een wonderbaarlyke en gantsch byzondere uytpuyling van 't schaam en zitbeen in die barende vrouwen, dewelke met de grootste moeyelykheydt en zwaarste ween de kinderen baren, begrypen, dat 'er een geheel andere gedaante van 't bekken is in een moeyelyken arbeydt, als in een natuurlyken staat: daar en boven wykt het [os coccygis] staartbeen zelfs zo verre na buyten, dat het ten enemaal ongelooflyk is, zo men zulks niet ondervonde hadt: daarom klagenze dikmaals gehele Jaren over de pyn, die in deze delen overblyft.
Eyndelyk zal 't niet ongevoeglyk wezen wegens de overeenkomst van stoffe, alhier enige weynige by te voegen van den [anus imperforatus] toegesloten aars. 't Is lang genoeg bekent geweest, dat 'er dikmaals kinderen geboren worden, aan deeze quaal onderhevig. Nogtans weet ik niet, dat 'er ymandt dit aangemerkt heeft, 't welk ik alhier verhalen zal. 't Was in de maant van Augustus van 't Jaar 1718. wanneer een Jongetje aan myn huys gebragt wierdt, in welkers lichaam geen gedaante van een aars verscheen, maar een kleyn, rondt, hol, dun, vliezig zakje, hebbende de dikte omtrent van een schryfpen, aan 't klootzakje vastzittende; deszelfs uyteinde was gesloten, en verder vol met drek of [meconium] eerste kindervuyligheydt: Op den vierden of vyfden dag brak dit bastaart darmpje van zelfs door, en ontlaste zich van den gemelden drek, en een kleynen tydt daar na stierf het kint: Ik twyffele niet, of dit zakje is een bastaart endel darmpje geweest: het was vol met oprechte kinderdrek, 't welk altydt in het dikke gedarmte der kinderen gevonde wordt: echter noeme ik 't een bastaart endeldarmpje, om dat het de ware eygenschappen van den endeldarm niet hadde: want het was zo dun, dat 'er de gemelde drek door heen scheen, daar en boven zeer ongelyk, dewyl 't op de eene plaats breder, op de andere plaats naauwer was: By deze ziekte zal ik een geval aanhalen, dat ik tweemaal aangemerkt hebbe: namentlyk, ik hebbe kinderen gezien, met een gesloten aars geboren, in de welke de gehele endeldarm ontbrak. De Chirurgyn Pieter Adriaanze doorboorde in het eene kindt de plaats, daar natuurlyker wyze de aars wezen moet, met een instrument trocart
| |
| |
genaamt, maar 't was nu al byna de lengte van de kleynste vinger ingestoken, eer 't tot de gemelde plaats quam, daar de voornoemde vuyligheydt gevonde wierdt, dog dit werk was vrugteloos. Want wat voordeel zou de verwydering van de wont gedaan hebbe? gewisselyk kon 'er daar door geen darm groeyen; die 'er ten enemaal ontbrak.
Nog een verwydering kan ook enige nuttigheydt in menschen doen, welkers Endeldarm in zyne zelfstandigheydt zodanig verdikt, en in zyn weg zodanig vernaauwt is, dat 'er door deszelfs engtens naauwlyks een stylet of proefyzer zou konne doorgaan. Zo menigmaal alze afgaan moesten, gebruykten zy de grootste moeyte, en poging, om de vuyligheden langzaam en zagt door deze naauwe wee uyt te drukken, daar na quam 'er dan een dun stukje dreks, hebbende de dikte van een stroohalm, uyt. Deze elendige quaal heb ik in het dode lichaam van een man volkome zodanig ook aangemerkt, als ik zo even beschreven hebbe. Maar indien 't kint ter waerelt komt met een toebesloten aars, zodanig, dat het eynde van den endeldarm uytwendig met een vliesje is toegesloten, wort het zeer light genezen, indien met een lancet wort doorgesneden, ende daar na de opening door een ingestoke lode pyp, of ook een wiekje, wordt opengehouden.
Tot een besluyt zal 't niet ongeoorloft wezen, zommige zaken voor de ontleders hier nog by te voegen. Hoe is 't te beklagen, dat de menschen niet willen toestaan, dat de dode lyken van hare verstorvene vrienden door ervare ontlederen en geneesheren worden geopent. Inder daadt hier van hebben ze een afkeer, niet anders, als ofze meenden, dat 'er na de doodt nog gevoelen van smert in de lyken overig was. Andere denken, dat het schandelyk is, dat de dode lichamen door 't mes in stukken gesneden worden. Zo dit geen zottigheydt is, wat is 't dan? Naaulyks sterven de Vorsten, of Koningen in Europa, of men opent ze, en haalt 'er de ingewanden uyt, op dat der zelver lichamen en ingewanden des te lighter gebalsemt konne worden. Maar te gelyk hoe schadelyk is deze mening? Want wat zekers of waaragtigs hebben de ervarenste geneesheren van de ontaarding der binnenste ingewanden in yder ziekte? ey lieve, wat wetenze van de naaste oorzaak des doots in de ziektens? Wat wetenze dog duydelyk van de inwendige aangedane en beledigde delen? Wat van de zitplaats van by na yder inwendig gebrek? Hoe zal ymant regt oordelen van de [indicata] aangewysde hulpmiddelen in yder ziekte, en de vereyschtens tot de genezing? zo niet eerst naauwkeurig beschreven is geweest het verhaal van die dingen, dewelke aan de zinnen gebleken zyn in 't dode lichaam van een mensch,
| |
| |
wiens ziekte toen hy nog in leven was, vlytig en naauwkeurig de geneesheer beschreven hadt, die den lyder voorzigtiglyk behandelt, en alles aangemerkt hadt. Waarlyk zo 'er ergens een veylige en zekere weg is, is 't deze, waar door men eyndelyk gelegentheydt heeft om tot de ware kennis van yder ziekte en genezing te komen; en wat zekerheydt en vastigheydt wy hedendaags in de geneeskonst hebben, daar van komt in der daadt alleen de lof toe aan de Ontlederen. Met welke duysterheden bezet, zouden wy over al in de konst wankelen, ten waren 'er geweest waren mannen door verstant, konst, schranderheydt, en naarstigheydt uytmuntende, die de zwaarsten arbeydt niet gevreest hebbende, zich zelfs tot gebruyk van de waarheydt uyt de duysternis geredt, en andere met een zeer mildadige bekentmaking van hare vindingen hebben verpligt.
Ondertusschen heeft de schaarsheydt van dode lichamen te weeg gebragt, dat men genootzaakt is geweest, tot de beesten zyn toevlugt te nemen, en die te openen, om daar uyt te leren, 't gene men in de menschen niet konde onderzoeken; hier door konde 't niet anders geschieden, ofze moesten op deze wyze in zeer vele onvermydelyke dwalingen vervallen, dewyl 't maakzel der delen van een mensch op vele plaatzen verschilt van dat der beesten: daarom is 't geschiedt; dat de lang gekoesterde en ingewortelde dwalingen naderhant zeer bezwaarlyk uytgeroeyt wierden. Zoude ook nog niet hedendaags die ongerymde inbeelding bygebleven zyn, dat de baarmoeder altydt in de linker zyde geplaatst is in de vrouwen? en dat het daarom ten hoogsten nodig is, dat de kraamvrouw de eerste negen dagen na 't kramen onverzettelyk op de ene zyde leyde, op dat de baarmoeder des te bequamer wederom haar natuurlyke plaats na 't baren zoude krygen.
Waar van daan komt het, dat de openbare Hoogleeraars in de geneeskonst nog hedendaagsch zeggen, dat het [pancreas Asellii] klierbedde van Asellius onder de delen van 't menschelyke lichaam te rekenen is? 't zelve komt in de schapen groot te voren, nooyt heb ik in een mensch iets diergelyks gevonden, schoon ik 't zelve zo menigmaal doorsnuffelt hebben.
Nooyt zoudenze den eersten der dunne darmen in een mensch den [intestinum duodenum] twaalfvingerigen darm genaamt hebben, indien ze lichamen der menschen genoeg hadde mogen snyden: Maar ze zouden mogelyk beter, zekerlyk gevoeglyker, gezegt hebben, den [intestinum digitale] vingerigen darm, of den kortsten [intestinum rectum] endeldarm.
Vele delen meer zyn om deze oorzaak alleen qualyk genaamt, om dat
| |
| |
de benaming van de beesten is gehaalt. Het verdichtzel van 't [rete mirabile] wonder net in 't hooft van een mensch zou nooyt zo verspreyt geweest zyn, indien 't niet in een kalfs en schaapshooft zo in een geschakelt, zo verwart, zo zichtbaar en in allen delen wonderlyk was verschenen geweest. Zo menigmaal, als ik de vaten der herssenen door myn konst opgevult beschouwe, bevinde ik in der daadt over al wonder netten, altydt om een en 't zelfde werk te doen geschikt. Waarom dog het maakzel van dit deeltje in een kalf zo verschillende is, is zeer bezwaarlyk te zeggen.
Ondertusschen steekt 'er een grote nuttigheydt in 't openen van beesten, indien 't maar alleen aangewent wordt tot een vergelyking, en een lichter onderzoeking der overeenkomende en verschillige delen in 't lichaam van een mensch. Maar nooyt is 't geoorloft uyt de gevonde zaken in 't lichaam van een beest te bewyzen, dat 'er diergelyke in een mensch ook plaats hebben, ten zy de gelykheydt door ware proeven aan een onderzoeker gebleeken is. Aldus is het naauwkeurig onderzoeken van grote beesten, namentlyk paarden, ossen, en walvissen, van veel nuttigheydt: Ik zoude nooyt geweten hebben, dat de tepels der vrouwen met zo vele zeer gevoelige zenuwtepeltjes voorzien waren, ten ware dezelve in den tepel van de mam van een walvisch, met hare uytnemende grootte zich vertonende, my gelegenheydt gegeven hadden, om ze met een grote zorgvuldigheydt in 't lichaam van een vrouw te onderzoeken en te vinden.
Maar wie zou geloven, dat het onderzoeken van lyken, die twintig, dertig, veertig en langer Jaaren in 't graft gelegen hebben, de geneesheren tot dienst kan strekken? Jongeling zynde, en zelfs een bemorst kleedt hebbende aangedaan, vergezelschapte ik de doodtgravers te middernacht, op datze de graven voor my openen, en aldus gelegentheydt tot myne onderzoeking geven zoude. Toen ter tydt hebbe ik gezien, dat nog de haayren, nog nagelen na de doodt aangroeyden, wanneer ik gewaar wierdt in 't dode lichaam van een vrouw, dat de gekrulde haayrlokken nog zo vast aan de pan van 't hooft zaten, als in haar leven. De nagelen schynen wel langer als natuurlyk te wezen, maar ik zag wel, dat dit aan de uytgedroogde en daarom meer ingekrompen top der vingeren toe te schryven was, voornamentlyk als de zieken in dien gehelen tydt, terwylze ziek zyn, hare nagelen van handen of voeten nooyt afsnyden. Nadien die goede Malpighius ook wel aangemerkt heeft, dat de haayren en nagelen uyteyndens der zenuwen zyn, wie zal dan geloven, dat deze, als 't leven verloren is, nog aangroeyen?
| |
| |
By die gelegentheydt hebbe ik ook aangemerkt, dat [pinguedo] het vet van een mensch wel verandert wort, maar niet zodanig vergaat, gelykerwys de andere delen van 't lichaam: want het wort zo hardt als [sebum s. adeps] smeer of ongel, en zodanig blyft het: maar in de levendige heeft het altydt een weekheydt en vloeybaarheydt by na als olie, zelfs omtrent de meren, en andere plaatzen, alwaar men gemeenlyk 't zelve hardt houdt. In een mensch is 'er geen smeer of ongel, afzonderlyk, en buyten 't Vet, maar het vette vogt is over al het zelfde; hier van daan ziet men des zomers in menschen, die zich geweldig oeffenen, een vettig zweet voor den dag komen, de doeken met een gele vettigheydt bevlekkende, hier door smelt des zomers het vet van een mensch, in flessen gedaan, gelyk olie, derhalven is 'er geen smeer in 't lichaam van een mensch, ten zy lang na de doodt in 't lichaam voortgebragt; de zaak in zommige beesten anders gestelt zynde, heeft gelegentheydt tot deze dwaling verschaft.
Ik hebbe toen ook gezien, dat zommige dode lichamen, met haar gedaante een zwarte slyk verbeelden, dat andere hardt, droog, en ingekrompen waren en zommige, dog zeer zeltzaam, in een gryscouleurde stof veranderden; Ja andere heb ik aangemerkt van de wormen doorknaagt, dog die allen, dewelke zomers gestorven, en van de vliegen, hare eyeren daar op nederleggende, beschadigt waren: want deze ondervondt ik vol van [aureliae] jonge vliegjes, (die nog niet konnen vliegen by zommige tonnetjes genaamt) voortkomende uyt verstorvene wormen. Ik hebbe gezien, dat de begrave lyken van de wormen niet verteert worden, ten ware in de zo even verhaalde gevallen, schoon ik van kintsbeen af tot nu toe verstaan hebbe, dat by na alle menschen het tegendeel gevoelen.
EYNDE.
|
|