Inhoudsopgave
Minne- en huwelijksliederen.
(Vervolg.)
De appel.
't Minnenestjen.
De Gouden Eeuw.
Waarschouwing.
Wederhouding.
Anacreontisch zangstukjen:
op gegeven maat.
Angeriaan aan Celia.
Aan Odilde,
met mijne verlustiging.
Aan Odilde,
In andwoord op een onbeschreven papier, my by wijze van een' brief gezonden.
Aan Odilde.
Verschooning.
Verlangen.
Aan Odilde,
ter verjaargety van hare zuster.
Angst.
Aan Odilde.
Mijmering.
Aan Odilde.
Aan mijne Odilde, die den Feestzang instelde, en my voorzong,
ter bruilofte van hare zuster.
Bruiloftszang.
Aan mijne Odilde.
op den dag harer verjaring
Op het afbeeldzel
mijner Odilde.
Mijne Odilde.
Mijne echtviering.
Odildes afbeelding.
Verrukking.
De vrouw.
De winter.
Liefde.
Aan den dichter Kinker,
Op zijn dichtstukjen, waar in hy de kusjens de vokalen in de taal der liefde noemt.
Zelfbedrog.
Lentefeest.
('t ‘Pervigilium Veneris’ nagevolgd.)
Troost.
Zangstukjen,
op gegeven maat.
Aan gloorroos,
by de te rug zending van een door haar verloren dichtstukjen.
Stesichorus aan Glycere.
Theokles aan Neëra.
Aan Melitta.
Myrtalus aan Erotium.
Euforion aan Panarete.
Evagoras aan Kalyce.
Avondeenzaamheid.
Morgenwacht.
Aan Nerine,
met een bloemruiker.
Aan Glycere.
Aan Filine,
op hare schilderkunst.
Aan twee dichteressen,
in andwoord op haar dichtstuk, beginnende:
‘Our wish to please is surely great,’ etc.
Aan Elize,
by de te rug gave van eene haar afgedrongen teekening.
Aan Lucinde,
by 't ontvangen van twee bloemteekeningen van hare hand.
Wenschen aan Betzy,
op haar verjaarfeest.
Terpsion aan Eudoxe;
met een gouden uurwerk,
ter harer een- en twintigste verjaring.
Ode.
Aan panarete,
by het hooren van haar dichtstuk op mijn afbeelding.
Begeerte.
Medon aan Delia.
De ware kus.
De ruiker.
Aan Melinde.
Aan Cinthia.
Na Propertius.
Sulpitia aan hare Juno.
Lisis.
De appel.
Z Y.
Geboortegroet.
Houwelycx-prent door Jacob Cats.
(Uit een oud Handschrift, onlangs gevonden.)
De verovering.
Aan Barine.
De een der meisjens.
Parodie van Horafius.
Vrouwenliefde.
Kasper van Baerle aan Tesselschade Roemers,
met zijn afbeeldsel.
Op het oog van Tesselschade Roemers,
zekeren avond in een' Smidswinkel door een afspringende ijzervonk getroffen.
Op Tesselschades huis en tuin.
Op een zwartkoralen borstklis,
Tesselschade Roemers op de borst hangende.
Op Lykoris afbeeldsel.
Winter,
aan Lykoris.
Lente,
aan Lykoris.
Herstelling,
aan Lykoris.
Bruilofts slotzang,
Na vele andere.
Godinnen.
De bruiloftsdag.
De dichter aan zijne bruid.
Herdergift.
Endymion.
De schoone aan de bron.
De bruid.
Slangen.
Minnezang
voor muzyk.
Eens meisjens vraag.
Aan een sijsjen.
Erastes
by 't verlies van Lizes hairlok.
Een zwaluw, briefbode.
Bruiloftszang
By 't huwlijk van Pieter N - en Celia V -
Grijsaarts liefde.
't Woord van een meisje.
(Naar Motanabbi.)
By een slapende schoone.
Waarschouwing.
Oostersche minnebede.
De Sulamiet.
Grijzaarts bruiloftszang.
Gelegenheidsverzen.
Aan het Taal- en Dichtlievend Genootschap, onder de spreuk: Kunst wordt door arbeid verkregen;
ter gelegenheid mijner verkiezing tot Medelid.
Aan Jonkvrouwe Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy;
In den vriendenrol des heeren Mr. Laurens van Santen.
In den vriendenrol van den heere F. Dobbrauski,
tegen over een vaers van de Jonkvrouwe de lannoy.
Aanspraak aan het Taal- en dichtlievend genootschap: ‘Kunst wordt door arbeid verkregen;’
voor de vuist ontworpen.
Den weledelen zeer geleerden heere Dr. J. Verschuur,
by het boekgeschenk mijner Prijsvaerzen.
Bij eene teekening, verbeeldende den oorsprong der schilderkonst:
in de Vriendenrol des Schilders * * *.
Aan den heer P.J. Uijlenbroek,
in antwoord op deszelfs brief van den 19den van Bloeimaand 1778.
In den vriendenrol des heeren J. de Stoppelaar, S.S.Th. St.
(Nadat hy den zilveren Eerprijs by 't Leydsche Genootschap behaald had.)
Aan de bestuurders van het Taal- en Dichtlievend Genootschap ter spreuke voerende: ‘Kunst wordt door arbeid verkregen;’
by 't plaatsen van mijne afbeelding in het Pan Poëticon Batavum.
Op de zinnebeeldige teekening van den invloed der dichtkunste op het bestuur van den staat.
Den weledelen zeer geleerden heer Dr. J. Verschuur.
met een present-exemplaar van den edipus.
Op het afbeeldsel van Jonkvrouwe Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy.
Aan den heer* * *
op den verjaardag van het genootschap
Op het afsterven van den dichter Lucas Pater.
Aan de bestuurders van het Dichtlievend Genootschap, onder de spreuk: ‘Kunstliefde spaart geen vlijt;’
By mijne ontfangst in derzelver Vergadering, den derden van Leutemaand, 1781.
Aan de heeren bestuurderen des Genootschaps, bij het ontvangen van den gouden eermunte, voor mijn dichtstuk, behelzende:
Onze voorvaderen in de eerste tijden van het Gemeenebest;
in de Negende Algemeene Vergadering den XXVIII van Oogstmaand MDCCLXXXI.
Ter gedachtenisse van den dichter Hermanus Coster,
overleden den XXI van Slachtmaand MDCCLXXXI.
Reisgroet, aan***,
by zijn vertrek naar Friesland.
In den vriendenrol des heeren Mr. R. van Spaan.
De Leydsche weezen aan de burgery.
Op den eersten van Louwmaand des jaars 1782.
In den bondel van lijkdichten op de dichteresse Cynthia Lenige.
Op den dood van de hoog welgeboren Jonkvrouwe Juliana Cornelia, Baronesse de Lannoy, overleden den XVIII van sprokkelmaand MDCCLXXXI
Uitgesproken in de algemeene vergadering des Kunstgenootschaps, onder de zinspreuk: ‘Kunstliefde spaart geen vlijt:’ te 's Gravenhage:
by de uitdeeling der gouden en zilveren eerprijzen, den zesden van Oogstmaand 1782.
Op de Rotterdamsche kunstgenootschapsvergadering.
Troostzang.
In het stamboek van den hoog welgeboren Heere Jan Hendrik, Baron de Lannoy.
In den vriendenrol van den heer J.W. Bussingh, S.S.Th. St.
die wilde dat ik op het eerste blad zoude schrijven.
Geplaatst onder een teekening van Homerus afheeldsel.
In den vriendenrol van den heer J.W. Bussingh, S.S.Th. St.
In den vriendenrol des heeren J. De Kruijff;
by mijn vertrek uit Leyden, na de voltooiing mijner rechtsbeoefening.
In den vriendenrol des heeren J.H. van der Palm, S.S.Th. St.
Aan den heer K. van der Palm.
Gelukwensching.
Bruiloftszang.
Ter echtviering van den weledelen gestrengen heer en meester C.F. Brand,
Deken van het Hoog Eerwaardig Kapittel van St. Katharine te Eindhoven; Auditeur ter Rekenkamer van zijn Hoogheids domeinen, en Secretaris van Hoogstdeszelfs hofhouding, enz.
en de weledele jonkvrouwe B.H. Braad.
In den vriendenrol van Ds. J. Scharp.
Grafschrift, te plaatsen op de tombe van Jonkvrouwe Lannoy,
door my geteekend.
Aan den heer J.H. van der Palm,
By den Bokaal van gelukwensching met den door hem ontfangen' gouden eerprijs, op de maaltijd van 't Haagsche Kunstgenootschap.
In een' vriendenrol.
Aan Wichilde,
met een' afdruk van mijne ‘Geuzen’.
De schrijver aan zijn werkjen.
Toewijding.
[Inleiding van een vers van B. eerste gade, getiteld: Aan Z.H. op den 8en maart 1785.]
By mijn dochtertjens afbeelding.
Aan mijn dochtertjen.
Wiegzang,
by mijn dochtertjen.
Aan mijne egade
Op den dag harer Verjaring.
Ter gedachtenis van mijn tweede dochtertjen,
na XV weken levens, overleden den XX van Wintermaand MDCCLXXXVI.
Op het graf van den heere Bernardus de Bosch.
Grafschrift.
Aan een' vriend,
met eenige dichtstukjens.
In den vriendenrol van....
By het lijk van mijn broeder Joannes Bilderdijk,
overleden den 25sten van Wijnmaand MDCCLXXXVIII.
Aprilfeest.
ter verjaringe van mijne Egade, 1788.
By de afbeelding van den heer De Monté, oud-schepen van Rotterdam.
By het lijk van mijn tweeden zoontjen,
na drie weken levens overleden, den laatsten van Grasmaand MDCCLXXXIX.
By de afbeelding van Ds. J. Scharp,
predikant te Rotterdam.
Den XXV April.
Aan den heer Putman.
Aan mevrouw.....,
met een boekgeschenk van mijne poëzij.
Op het afbeeldsel van F.A. de Hartog.
Nagedachtenis van mijn' zoontjen Ursinus,
door een heimlijk ingegeven slaapmiddel omgebracht.
Op mijner egâ verjaring.
MDCCXCIIII.
Opschrift, boven de deur der Haagsche Academie van Pictura.
Aan mijne vrienden, in Amsterdam.
Toewijding van mijne Urzijn en Valentijn.
aan mijne egade.
Aan Zijne Excellentie den weled. geboren gestrengen heer en mr. J.C. Hartsinck Czn.;
ter vierde verjaring van zijn Zoontje.
Op 't schip Het Rendier,
behoorende aan Kapitein Christiaans.
Aan miss Suada,
met het Engelsch treurspel ‘The Grecian daughter’, van haar ter lezing bekomen.
Aan miss Suada,
In Andwoord.
Op de afbeelding van mistress Schweickhardt.
Op de afbeelding van miss Billah,
in Silhouette.
Aan miss Schweickhardt
In Andwoord.
Aan miss Billah,
in andwoord op haar dichtstuk, ‘Say have we human language heard.’
All' amabilissima donna Catarina Guglelmina Schweickhardt.
[Inschrift in een exemplaar van Costanzo, torquato tasso]
Ter verjaring van den heere Schweickhardt.
Op de afbeelding van den kunstschilder Schweickhardt.
Aan jonkvrouwe * * * * *,
by het overhandigen van haar wapenzegel.
Thomas Morus.
Aan een kunstschilder in Londen, die my schilderen zou.
Aan mejufvrouwen S.........
met eenige ruikers op 't verjaarfeest van H.K.H.
gevierd ten huize van.....
Bruiloftszang.
Op de afbeelding van miss Chr....W.....
Op de afbeelding van miss A...Fr...E. -
Aan......
A mesdemoiselles Schweickhardt.
[Inschrift in een exemplaar van Francesco Soave, ‘Novelle morali.’]
Aan.....
Ten feestdisch van mevrouwe * * *
Moeder van verscheiden kinderen.
Genoegen.
aan mijne dierbare.
Aan mijne Filumene,
op haar geboortefeest.
Aan mevrouw *********,
op haren geboortedag, die ook de mijne was, den negenden na hare bevalling van een zoon.
By 't verlies eens kinds
aan mijne egade.
Geboortegroet,
met een papieren bloempot,
aan jonkvrouwe ******.
Aan den heer Jeronimo de Bosch,
op zijne Latijnsche Ode aan Buonaparte.
Aan Nisa,
met een' afdruk van mijne losse dichtstukjens.
Bruiloftszang.
Aan mijne Filumene,
ter harer verjaring.
Aan mijne dierbaarste.
Op haren verjaardag.
Aan de hoogwelgeboren vrouwe, mevrouwe de Baronesse Bigot de Vilandrie, geboren Van Herzeele.
Vertrouwen.
De zucht eens vaders.
Verjaargroet.
Aan mijne egade.
Aan mevrouw * * *
op haar' verjaardag.
Aan * * * by het overlijden van hare Moeder.
Aan mijn' broeder.
Met ons Vaderlijk Wapenschild, houdende een rots in brandende zee, met het Devies: semper idem.
In het stamboek eener Hollandsche dame.
Aan de Hollandsche uitgewekenen in Brunswijk.
Echtheil.
Aan mijn' broeder, in zijne vriendenrol.
Aan den heer * * *
met mijn' laatsten dichtbondel.
Met een roosjen, gegroeid op 't graf van mijn jongst gestorven dochtertjen.
Aan mijne egade.
Berusting.
Aan mijne Egade, op haren verjaardag.
Op het afsterven van twee mijner kinderen,
kort na elkander overleden.
Aan een Engelsch meisjen,
by haar komst in Brunswijk.
Aan een onbekenden vriend.
Uit Leyden, aan mijne ega, nog in Brunswijk zijnde, op haren verjaardag.
Aan de Leydsche afdeeling der Bataafsche Maatschappy van Taal- en Dichtkunde,
by mijne intrede in hare Vergadering.
[Herinnering aan vroeg gestorven kroost.]
Op het afsterven van den heere Dr. Joannes Verschuur.
By den dood van mijn jongste zoontjen.
By 't graf mijner kinderen.
In den vriendenrol van den heere en mr. K.F.F. Pestel.
Aan mijne egade, met een gouden borst-uurwerkjen.
[Aan Mr. R.J. Schimmelpenninck.]
Aan 's lands Hoogeschool te Leyden.
Voorafspraak, by de voorlezing des dichtstuks
in de vergadering der Maatschappy van Kunsten en Wetenschappen.
Afdeeling Leyden.
By de tweede voorlezing van mijne Ziekte der Geleerden.
By de uitdeeling der Koninklijke Prijzen van de Volksvlijt.
Aan Mr. R.J. Schimmelpenninck.
Aan den heer Jeronimo de Vries,
in zijn' Vriendenrol.
Aanteekeningen.