De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op een zwartkoralen borstklis, Tesselschade Roemers op de borst hangende.Ga naar voetnoot* Tessel, waarom zulk een borstweer voor den toegang tot uw hart? Waarom voor dien kuischen boezem, zulk een oogverschrikkend zwart? Zal dit git de liefde weeren, die, uws ondanks, u beloert? Dit een zuiverheid beschutten, door geen vleitaal ooit vervoerd? Toonen deze zwarte spitsen, hoe ge uw minnaars spits durft biên? Doen zy in die felle punten, 't prikklen van de liefde zien? Duidt de rondheid van dat siersel op uw rondheid van gemoed, Hollands oud-Bataafsche rondheid, die gy in dien boezem voedt? Tuigen zoo veel spitsche stralen zoo veel gaven van 't verstand? Zoo veel minnelijke kunsten, vaardigheden van de hand? Tessel, laat dat schrikbeeld varen! Gy, geloof my, hartvriendin, Welk een Egis gy moogt dragen, boezemt nooit verschrikking in. Zacht van inborst, zij die inborst door uw zinstaal nagebootst! Neem het needrig veldviooltjen, of de lieflijke oogentroost! (Na van Baerles Latijn.) 1808. voetnoot* Najaarsbladen II, 102. Vorige Volgende