De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 301]
| |
Op het graf van den heere Bernardus de Bosch.Ga naar voetnoot*Wat wierook, grijze Vriend, wien ik oprecht waardeerde,
Wat hulde brenge ik U op uwen grafzerk toe?
Wat lijdt die zedigheid, die u zoo hoog vereerde?
Wat legt de plicht my op, waarmede ik haar voldoe? -
Geen brommend lijkmisbaar van droefgestemde snaren,
Geen tranen, op den steen met staatlijkheid geplengd,
Geen stille zuchten zelfs van innig zielbezwaren
Die Gy, die 's Hoogsten wil, die zelfs mijn hart gehengt!
Neen, 't ware een hoon, uw asch die offers op te dringen;
Slechts één kan met uw waarde en 't geen my voegt, bestaan:
Eén zucht, één enkle zucht om, u gelijk, te zingen,
En, u gelijk, den schoot der zielsrust in te gaan.
1786.
|
|