De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 260]
| |
Aan den heer K. van der Palm.
| |
[pagina 261]
| |
Doch laat dees gulle dronk,
Dien ons de Vriendschap schonk,
Mijn hart ten tuige strekken!
Dat Hollandsch hart, dat vrind-
schap mint,
Zal valschheid nooit bevlekken.
Dat hart, voor eeuwig vrij
Van laffe veinzery,
Kan nooit beschaming duchten:
Het geeft, door 't gloeiend oog,
Betoog
Van zijne oprechte zuchten.
Leef lang, de kunst ter eer'!
En doe ons, keer aan keer,
Aan uwe tonen hangen:
Verlok de brave jeugd
Ter deugd,
Door Vaderlandsche zangen.
Zoo ons des arbeids last
Op onze hals getast,
Der Dichtkunst af deed sterven;
Der vaadren roem zal
nu In u
Toch geen' bezinger derven!
Uitgesproken op de maaltijd van
't Haagsche Kunstgenootschap, 1783.
|
|