De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Aan mijne Odilde. op den dag harer verjaringGa naar voetnoot* De praalzucht drukt zich uit in weidsche Feestgezangen, In giften, waar het hart te zeldzaam deel in heeft; Daar 't waar gevoel verstomt, met tranen op de wangen, Met oogen, waar een gloed van Englenvreugd in zweeft. Beminlijkste! en zou ik uw' jaardag dan vereeren Met hulde, zoo verspild, misbruikt, en algemeen? - Ach! Dichtkunst liet heur lier door 't zelfbelang verheeren, En 't geen geene offers vindt, zijn God en deugd alleen. - Neen, dierbre, 't voegt u niet, met zulk eene eer te pralen: U, gadeloos volmaakt, met zulk verslenst sieraad! Laat aarde en zee om strijd haar' schatting u betalen, 't Is weinig voor een ziel, die uwe ziel verstaat. - Dan, 'k heb u echter thands één offer op te dragen: Een klein, maar waardig, ja, het waardigste kleinood! Dit worde u toegebracht; en wee die 't durfde wagen, Zoo niet de hand die 't schonk, het onbezoedeld bood! Zijn glans is teêr, en kan geen smet, geen krenken lijden; Geen' adem van een hart, dat niet als 't uw gevoelt: Gods gramschap plet hun 't hoofd, die 't heilig pand ontwijden; En door geen bloed wordt ooit zijn schending afgespoeld. Dit zij mijn feestgeschenk; en 't leer den snoode schrikken, Waar ooit een stoute hand zich t' uwaart henen strekt; Waar ooit een schaamtloos oog u dartel aan durft blikken, En de onschuld van uw hart tot eerbaar blozen wekt. Aanvaard deze eergift dan, mijn zuivre min ten teeken! Zy prale aan uwe hand, tot mijn' - tot beider dood! En neem met dezen kus (wat taal kan sterker spreken?) De volle rechten aan van Bruid en Echtgenoot! voetnoot* Odilde, 55. Vorige Volgende