De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAan miss Billah,
| |
[pagina 350]
| |
Aan d' aanblik dier betoovrende oogen,
Waarin ge, ô ongelijkbre maagd!
Het echte Lesbisch dichtvuur draagt:
Aan hun bezielend alvermogen
Erken ik 't, zoo ik ben geslaagd
In 't geen mijn boezem heeft gewaagd.
Neen, 't zijn geen menschelijke klanken,
Maar klanken, die uw eigen geest
My instortte op dit heilrijk feest;
't Zijn zichtbre - nooit miskende spranken
Van die verheven vlam geweest,
Die uitvloeit uit uw Englenleest.
ô Spil my dan geen loflauwrieren,
Vereerenswaarde Zangerin!
Wat heeft dees koude borst toch in,
Ten zij uw oog haar aan wil vieren? -
Uw deernis, lieve hartvrindin,
Zij alles wat ik van u winn'!
Heeft dan mijn uitgeblaakte tonder,
Die eens zijn tijd van glimmen had,
Nog eene vonkeling gevat;
Uw oog, uw dichtvuur wrocht dat wonder;
En zoo men 't dichtloof waardig schat,
Aan u behoort dat lauwerblad.
17 4/2 96. Ex tempore.
|
|