De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 424]
| |
Berusting.
| |
[pagina 425]
| |
Gy nochtans, gy hebt uw leven
Aan dien kluister prijs gegeven,
Om te deelen in mijn leed.
Aan uws Egaas zij' te zwoegen,
Is voor u het hoogst genoegen,
Waar gy alles voor vergeet!
Ja, ik weet het, in uw oogen
Had het hemelsch Alvermogen
Zoeter lot noch grooter schat,
Dan met my te mogen lijden,
Dan my alles toe te wijden
Wat gy van Zijn hand bezat,
Al waar harten ooit naar trachten,
Kon uw grootsche ziel verachten;
Alles hieldt gy ijdlen wind!
't Eenigst voorwerp van uw haken,
Was, een hart gelukkig maken,
Waar gy uw geluk in vindt.
Liever woudt gy al uw gaven
In de duisterheid begraven
Met voorbeeldeloozen moed,
Dan in 't ruischen der vermaken
Aan de zaligheên verzaken
Van een' wederzijdschen gloed.
Liever woudt gy nacht en dagen
Alle lijden met my dragen,
Dat ooit brave lijden kon;
Liever met en voor my sneven
Dan het hart niet aan te kleven
Dat uw hart voor eeuwig won.
| |
[pagina 426]
| |
'k Weet het, Tederste, en mijn lijden,
Hoe het lot my moog bestrijden,
Is my dierbaar aan uw zij':
Ja, geen Koning op dees wareld,
Hoe bepurperd of bepareld,
Dien ik in mijn leed benij'.
Ja, met u bemin ik 't leven!
Aan uw liefde dank te geven,
U te leven en ons kroost,
Dit, dit is in 't felst der pijnen,
Dit in lijden, zwoegen, kwijnen,
Heeling, wellust, heil, en troost.
God, die ons tot heden voedde,
Zoo die God u my behoede,
ô Wat vraag, wat wensch ik meer!
Onderpand van zijn Genade,
Zijt gy me alles, lieve Gade,
Wat ik op deze aard begeer.
Laat ons op uw Jaargetijde,
Laat ons dan te vreên en blijde
De Almacht danken voor ons lot!
Laat ons steeds de zelfden blijven
Tot ons de adem zal verstijven!
Laten wy de wareld drijven!
En berusten wy in God!
הנלכ־לע תילע תאו ליח ושע תונכ תוכר
1805.
|
|