De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] In den vriendenrol des heeren J. De Kruijff; by mijn vertrek uit Leyden, na de voltooiing mijner rechtsbeoefeningGa naar voetnoot*. Wat vordert ge, ô de kruijff, in deze vriendenblaâren, Een teeken van mijn hand ter aangedachtenis? 't Geheugen van een' vriend blijft zich te wel bewaren: Vergeet de ziel wel ooit hetgeen haar dierbaar is? Of moet het aan uw hart ten borg' voor 't mijne strekken? De vriendschap kent geen borg dan achting, deugd en eer. En 't hart verbindt zich niet door losse pennetrekken; Maar 't geeft zich ongevergd, en 't neemt zijn gift nooit weêr. Zoo schonk zich 't mijne aan u, doordrongen van uw waarde; En 't eischt het uwe, alleen, zoo verr' 't dit loon verdient: 't Gevoelt, wat vriendschap eische, en 't kent geen goed op aarde, Na Vaderland en plicht zoo dierbaar als een Vriend. 1782. voetnoot* Nalezingen I, 14. Vorige Volgende