De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Aan Odilde,
| |
[pagina 33]
| |
Willig klinken luit en snaren,
Om zich aan uw' zang te paren.
Willig? - Ach, wat zeg ik? Neen. -
Ja, ze erkennen uw bevelen;
Maar de klanken die zy spelen,
Zijn voor u, voor u-alleen.
Zou mijn hand met welbehagen
Elders offers kunnen dragen,
Daar het harte niet in deelt?
Of zou zich dat hart vermeten,
U een' oogwenk te vergeten,
Daar het aan uw zijde kweelt?
Zou het schoonheid kunnen eeren,
Kunstverdienste of geest waardeeren,
Dan, die u-alleen versiert? -
Neen, waar ooit mijn Cyther trilde,
't Was alleen voor mijn Odilde,
Dat zy aangetokkeld wierd.
Laat de Dichterlijke reien
Welverdienden roem verbreien!
'k Ben van allen lofzang schuw.
Eene leeft er, die ik roeme,
Die ik ongelijkbaar noeme;
'k Heb geene oogen dan voor u!
Wat toch had op 't ruim der aarde
Voor een hart de minste waarde,
Dat uw edel hart verstaat?
Dat in u zijn Al mag minnen?
U, die tevens ziel en zinnen
In zoo dierbre boeien slaat?
| |
[pagina 34]
| |
Waarde? - Daar uw toovrende oogen
Een waardy aan hechten mogen,
Dat-alleen bezit waardy!
Dit 's de hoogste prijs op aarde.
Dit, de hoogstbegeerde waarde;
En de heiligste voor my.
Hoe dan! daar uw Poëzye
Op dit heuchlijk Jaargetye
Liefelijke bloemen strooit,
Kan mijn hart zich daar onttrekken,
't Outer offers te verstrekken,
Door uw lieve hand getooid?
Neen, ik voeg mijn hartebeden
Om de dierste zaligheden
Met de wenschen van uw ziel.
Dat ze saam ten Hemel steigeren,
En geen Godheid kan ze weigeren,
Die de oprechtheid steeds geviel!
'k Zal ze voor Haar' zetel brengen.
En met zuivre zuchten mengen:
Maar leg gy, geliefde Maagd,
Dit mijn kransjen aan de voeten,
Die ge als zuster gaat begroeten!
Zalig, zoo 't om u behaagt!
|
|