De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 375]
| |
Aan mijne Filumene,
| |
[pagina 376]
| |
Zulk een liefde (neen, mijn Waarde,)
Wordt door geen geschenk op aarde,
Door geen zang of toon geschetst,
Dan van saamgevloten zuchten,
Door de kuische mingenuchten
Aan het zwijmend hart ontprest.
Weg dan, welke rozenkroonen!
Weg dan, uitgeputte tonen
Van een koude Poëzy!
Laat ik, ô mijn zielsverlangen,
U aan dezen boezem prangen
Op dit dierbaar Hooggetij'!
Neem, ô adem van mijn leven,
't Vurigst kusjen, ooit gegeven,
Kus van onvervalschten gloed;
Kus, die op ons beider lippen
Beider ziel doet samenglippen!
Dit zij uw Geboortegroet!
Deze kus moet honderd jaren.
Zoo de Hemel ons wil sparen,
(Dit behoort alleen aan God.)
Tot op d' oever van ons leven,
Altijd even teder kleven,
En verhemelen ons lot!
Laat dan vreugde, laat ellende,
Hoe de Wareld keere of wende,
Samenscholen om ons hoofd!
Aan uw boezem aâmt het zegen,
Dien geen rijkdom op kan wegen,
Dien geen aardsch geweld ons rooft.
1799.
|
|