De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
Liefde.Ga naar voetnoot*Gewis, 't is te onrecht niet, zoo Griek en Frygiaan
Om haar, al de ijslijkheên des oorlogs ondergaan.
Homerus.
Hoe groot is (groote Goôn!) 't vermogen van een vrouw!
Eens, als ik 't oog liet gaan op Grieken en Trojanen,
In 't harnas saamgeprest, bedekt met bloed en tranen;
Half Azië uitgemoord, en gantsch Euroop in rouw;
Hoe vloekte ik in mijn hart en Griek en Frygianen,
Om 't wreken even zeer als 't schenden van de trouw!
Hoe lachte ik om Homeer, die dat bezingen wou! -
Toen minde ik niet; maar thands zie ik uit andere oogen:
'k Weet nu wat Liefde zij, gevoel heur Alvermogen,
En hoe 't getroffen hart zich aan zijn' afgod hecht'.
Nu word ik door Homeer verrukt en opgetogen;
'k Begrijp nu 't alles klaar, word voor Heleen bewogen,
Geef Priams zoon gelijk, en Atreus zonen recht. -
Na Bernard.
|
|