De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
In den bondel van lijkdichten op de dichteresse Cynthia Lenige.Ga naar voetnoot*ô Cynthia, 'k verdien
Misschien,
Mag iemand zich des waardig heeten.
In 't midden uwer Lijkpoëeten,
Uw' achtbren grafzerk eer te biên.
Ik weet, zoo 't iemand weet, uw kunst op prijs te stellen:
'k Gevoel het, wie, hoe groot gy waart:
Ik voel mijn oog van weemoed zwellen
Terwijl het op uw lijkasch staart: -
Maar, schoone, ik voel te veel, wanneer ik tranen spreien,
Te veel, als ik den toon der droefheid aan moet slaan: -
De Luit ontslipt mijn hand, daar ze in uw lof zal weien, -
En 'k scheur my raadloos weg uit al dier Dichtren reien:
Wat zoude ik nevens hen, die om uw tombe staan? -
Neen! 'k bied daar zoo veel halzen schreien,
Aan Cynthia, aan heur verscheien,
Geen' klank, maar stommen zielsrouw aan.
1782.
|
|