Aan den heer J.H. van der Palm,
By den Bokaal van gelukwensching met den door hem ontfangen' gouden eerprijs, op de maaltijd van 't Haagsche Kunstgenootschap.Ga naar voetnoot*
Kniedicht.
Is 't zoet, zijn heil, zijn vreugd, aan harten meê te deelen,
Gevoelig voor 't geluk van hunn' natuurgenoot;
Het mijn neemt deel in de eer, die u de ziel mag streelen,
't Wordt door uw' roem verrukt, verhemeld, ja vergood!
De vriendschap mocht ons eens in de engste snoeren klemmen;
Zy geve uw teder hart verzeekring van het mijn:
En, waar en tong en hart niet eeuwig samenstemmen,
Daar moog de vriendendronk een wreede giftdrank zijn!