De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
Z Y.Ga naar voetnoot*Weet ge een minnelijken lach,
Schooner dan een Lentedag?
Weet ge een oog vol vuur en leven,
Waar het teerst gevoel in spreekt;
Maar waar uit een lichtstraal breekt,
Die de vuige lust doet beven?
Weet ge een mond, die wellust aâmt,
Maar de wulpsche drift beschaamt:
Wiens geluiden zachter vloeien
Dan de zoetste melody:
En wiens orgeltoovery
Oor en harten weet te boeien?
Weet ge een Maagdelijk albast
Dat het leliewit ontwast?
Weet ge een goud van blonde hairen,
Waar de Zonneglans voor wijkt
Daar Apolloos hoofd meê prijkt,
Als hy 't opheft uit de baren?
Weet ge een Geest, te groot voor de Aard,
Met een Englenhart gepaard;
Met een zedigheid verbonden,
Die zich zelve laagst waardeert,
En eens anders gaven eert?
ô Zoo hebt gy haar gevonden.
1800.
|
|