De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 256]
| |
In het stamboek van den hoog welgeboren Heere Jan Hendrik, Baron de Lannoy.Ga naar voetnoot*
Lannoy! een andre hand moge u een' wierook wijden,
Te vaak ontheiligd door een laffe vleijery.
Verdienste derft geen' lof, en kan geen offer lijden,
Dan 't geen, als zy, iets grootsch en harer waardig zij.
Van my verwacht gy dus geen zwellende eerbewijzen;
Mijn zangster bracht niets grootsch, niets uwer waardig voort.
Dan - is verheven deugd op lagen toon te prijzen,
Zy, zy verkwistte nooit hetgeen der deugd behoort.
Wat, Hemel! was haar stof by 't tokklen van de snaren? -
Gevoeligheid van hart, en grootheid van gemoed. -
Wat dreef haar? - De eedle zucht voor haardsteên en altaren,
En onvermengd gevoel van 't Nederlandsche bloed. -
Van dit, van de eer, den plicht, en 't zuiverst vuur doordrongen,
Vergoedde 't hart misschien haar' kunstelozen tooi.
Zou 't in uw' lof -? maar neen: zy heeft dien reeds volzongen;
Daar zy die deugden zong, wat zong zy dan Lannoy?
1782.
|
|