De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 213]
| |
In den vriendenrol des heeren Mr. Laurens van Santen.Ga naar voetnoot*De Rhijnstroom moog te rug naar zijnen oirspong snellen,
En voeren 't golvend nat uit Thethys boezem aan;
Maar nooit zal ik uw' naam, ô dierbaar Leyden! spellen,
Dan van een diep ontzag en eerbied aangedaan.
Dit eischt de aeloude trouw van uwe Burgerscharen,
Die Batoos vrijen halz' het juk heeft afgeweerd;
Dit uw beroemde school, reeds tweemaal honderd jaren
Van Zuid- tot Noorderpool bewierookt en geëerd;
Dit vordert Febus Choor, gevestigd in uw wallen,
Dat my het perk ontsloot van Dichtkunst en van deugd;
En dit de Lauwerkroon, mijn kruin te beurt' gevallen,
In d'eersten morgenstond van mijne onrijpe jeugd;
Dit vordert bovenal uw treffend vriendschapsteeken,
Van santen, my betoond, zoo grootsch als onverdiend.
ô Mogt, verheven ziel! de zucht my nooit ontbreken,
Om eenmaal waard' te zijn den eernaam van uw vriend!
1777.
|
|