De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 370]
| |
Ten feestdisch van mevrouwe * * *
| |
[pagina 371]
| |
Ja, heuchlijk ook voor my is 't dierbaar licht verrezen,
Dat u aan de aarde schonk voor vrienden, kroost, en bloed;
En eindloos moet het zalig wezen
Voor die het aan uw zij' begroet!
Voor my, die teêr aan u door 't dankbaar hart verbonden,
Die op uw goedheên, op uw dierbre vriendschap boog,
In d' arm van uw Gezin een deel heb weêrgevonden,
Van 't geen my 't wreevle lot onttoog!
Laat andren vrij den Jaardag vieren
Van Helden, door wier vuist de ontvolkte wareld zucht!
We eerbiedigen hun krijgslauwrieren,
Maar eeren 't moederhart voor zege en krijgsgerucht.
Laat Koningen met scepters pralen,
Wy buigen, als 't betaamt, voor hunn' gerechten staf:
Maar kan er iets op de aarde halen
By 't heillicht, 't geen aan de aard een vruchtbre moeder gaf?
ô! Zouden wy dien staat niet eeren,
Dien God verheerlijkt heeft voor al wat heerlijk is!
Den naam van Moeder niet waardeeren,
Geheiligd boven al door Gods beloftenis?
Geheiligd, ja, door Jezus lippen,
Toen, wen zijn zuivre mond hem lispelde als een kind;
Toen, wen zijn' veege borst heur adem stond te ontglippen,
Bezorgd voor 't geen hy 't teêrst op de aarde had bemind.
Neen, dierbre Telgen, kroost van een zoo teedre moeder!
Mijn boezem eert met u dien tijtel, zoo gewijd!
Hy heft zich met u op, zich op tot d' Albehoeder,
En dankt Hem voor de gunst, dat gy heure afkomst zijt.
| |
[pagina 372]
| |
Ja, komt, vereenigt hart en handen,
(Ik volg u) dankt den God, die u die moeder gaf.
Gezegend zijn die teedre banden,
En spade rukk' de tijd die af!
Ja, zy, die 't duurgeschatte leven
Moest schenken aan een Nageslacht,
Heeft een bestemming meer verheven
Dan glinstrend kroonegoud of oorlogsheldenkracht. -
Haar feestdag is het feest van duizenden van Neven,
Wier zielen voor Gods throon in duistre nevels zweven,
Om eens zijn goedheid eer te geven:
Het feest van 't menschdom, van 't heelal! -
Haar feestdag is een dag van eeuwigdurend leven,
Die de eeuwigheid bevolken zal.
De Algoedheid hoort eens moeders smeeken
Voor 't vruchtjen van haar' schoot, haar wellust, en haar troost;
Maar leerde 't bloed weêrkeerig spreken,
En zegent wederzijds de moeder door het kroost.
ô Geef dien zegen, God van zegen!
Vervul dees blijden dag met uw genoegzaamheid!
Zy trede uit 's Hemels throon den heeten wenschen tegen,
Op Moeder en op kroost gelijklijk uitgebreid!
Zie zoo veel harten dankbaar zwoegen
Van 't tederste gevoel, van dankbaarheid, van 't bloed!
En mag de vriendschap zich by de ouderliefde voegen,
Zie 't mijne dat Gy kent! ô Zegen en behoed!
1799.
|
|