De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 464]
| |
By de tweede voorlezing van mijne Ziekte der Geleerden.Ga naar voetnoot*'t Gelustte ons reeds, om, met een dankbaar harte,
In 't fijn gevoel der lichaamlijke smarte
Gods goedheid by zijn voorzorg na te gaan:
Natuur, door pijn, in werkzaamheid ter heeling;
Der ziekten aart, en 's menschen lotbedeeling
Op 's levens lust- en doornevolle baan.
Nu schetsen wy de werking van 't vermoeien
Op 's levens stroom en zijn geregeld vloeien,
Op vezel, klier, en fijne zenuwdraad:
Het werktuig van 't onstoflijk denkvermogen
Naar de eigen wet, op de eigen wijs bewogen,
En, afgemat, de bron van 't hooploost kwaad.
Gy zaagt dit kwaad zich wijd en zijd verspreiden;
In 't ingewand zich onderhoud bereiden;
In 't lijdend brein zich zeetlen op den throon;
De reden-zelv in hare burcht bestoken: -
En 's lichaams kracht, door zijn geweld verbroken,
Lei voor uw oog haar' jammerstaat ten toon. -
Maar zult ge thands, daar hart en ader zwellen,
Den Dichter in zijn stouter vlucht verzellen,
Als hy den poel der razernijen maalt? -
Op Dantes spoor de helsche folteringen
In 't aanzicht zien; en in een' afgrond dringen,
Waarin geen licht, dan van verbeelding, straalt? -
| |
[pagina 465]
| |
Gy zult het, ja! Ik zie uw aandacht klimmen! -
Mijn Leenspreuk daalt in 't aaklig rijk der schimmen,
En schetst u hier, de heete ziekten af;
Daar, 't afgaand tij' der wisselende koortsen;
Ginds, 't sleepend wee, dat met onzichtbre toortsen
Het lichaam blaakt en eigent aan het graf.
Ziet daar ons pad, het voorwerp onzer zangen!
Ik verg u niet, hen met die gunst te ontfangen,
Die zacht vermaak, van 't luistrend harte dwingt.
Neen, schenkt my slechts 't inschiklijk mededogen,
Waarin het hart zich lezen laat door de oogen,
En 'k weet den toon die door uw' boezem dringt.
Gezondheid zal, gedoscht in maagdenkleeden,
Aan 's Dichters hand welhaast te voorschijn treden,
En leiden zelv Geneeskunst statig op.
Dees zal de kwaal doen kennen, en bestrijden:
Zy spoedt natuur ten bystand tegen 't lijden. -
Thands, wacht de Roos! reeds kent gy ze in haar knop!
|
|