[Herinnering aan vroeg gestorven kroost.]
Gy gaaft, vrijmachtbre God, gy hebt te rug genomen!
Maar neen, gy naamt niet weêr het gene uw goedheid gaf.
Watschonkt ge? Aan 't stofj' een ziel die geen verderf kan schroomen,
Maar 't stofjen was geborgd uit d' eigendom van 't graf.
* Verspreide Gedichten II, 107.
* * *
Blij verkregen, droef verloren,
Voor het graf alleen geboren,
Dierbaar lijkjen, dat hier rust!
Ga, wat zou mijn' boezem prangen,
'k Heb op uw verbleekte wangen
* Verspreide Gedichten II, 107.