De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijOp het afsterven van den heere Dr. Joannes Verschuur.Ga naar voetnoot*Multis ille bonis flebilis occidit,
Nulli flebilior quam mihi! -
Rust zacht, geliefde Vriend, geleider van mijn Jeugd,
My dierbrer dan de borst, waar aan ik heb gezogen!
Geleerdheid, oordeelskracht, oprechte Christendeugd,
Staan roerloos by uw graf met eeuwig schreiende oogen.
En ik -! Wat kan mijn hart? - Ik mocht u wederzien;
| |
[pagina 448]
| |
Maar ach! dat weêrzien was zien lijden, was zien sterven:
En aan uw heilige asch de laatste plicht te biên,
Is alles wat mijn zucht, van 't noodlot, mocht verwerven!
Ontfang die! neem', met u, de Godheid-zelv haar aan!
Zy, die de harten peilt, en dank met weldaad effent!
Wat zou er voor de schuld die ge op my liet, volstaan?
Gy, 't zorglijkst vaderhart door teêrheid overtreffend!
Gy, die mijn dorre struik weldadig hebt besproeid,
Toen de eerste knop van geest gereed stond door te breken,
Mijn' bloessem toegejuicht, mijn weeldrig hout besnoeid,
Mijn zwellend ooft gedekt voor 't hevig zonnesteken!
Die....Maar 't wangunstig lot sloeg boom en vruchten neêr;
De rijpheid bleef te rug na 't veelbelovend gloren! -
Wat nood? uw weldaad staat, al is haar doel niet meer:
Wat nood? zy is voor God noch voor dit hart verloren.
Dat hart erkende uw liefde, uw vaderlijk gemoed:
Gods hemel lachte u toe - Ach! luttel duurt het weenen:
Welhaast heeft ook mijn kwaal als de uwen uitgewoed:
Welhaast, en 'k ben bevrijd van smart en tegenspoed,
En beter Vaderland zal ons op nieuw hereenen.
Leyden, 18 7/13 06.
|
|