De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 153]
| |
Bruilofts slotzang,
| |
[pagina 154]
| |
De sponde kraakt en roept; aanvaardt dit heuchlijk teeken!
Gaat, treedt op 't wolkig dons den huwlijkshemel in;
Versmelt van weelde en lust in 't worstlen van de min;
Geen strandschelp kleef zoo vast als 't schroeven van uw lippen,
Waar ziel en ziel door een, en weêrzijds overglippen
In kussen, van de min met nektar overdaauwd,
By 't murm'lend duifgekir waarmeê de wellust flaauwt.
Geen veil omkluistre en klemm' als uw gestrengelde armen,
Die by de ontvloten ziel de omvangen borst verwarmen,
In 't machtloos zwoegen en vermenglen van u-zelf.
Gaat, vreest de nachtlamp niet, die wacht houdt aan 't ge welf:
Ze is argloos; en wat nood, al zag zy door de reten?
Wanneer de dag verrijst, is ze alles weêr vergeten.
Zoo 't lieve bruidtjen-zelv 't niet uitbrengt binnen 't jaar,
't Geheim is veilig, en geen klappaart kraait er naar.
Maar neen, waartoe 't geheim by zulk een zegepralen?
Blink, kroon des Bruîgoms, blink! de zon moet u bestralen!
Haar kring voleind' niet, of de blij verwonnen Bruid
Drukk' haar gemaal aan 't hart, verdubbeld in een spruit,
Die, in vernieuwde kracht, twee stammen doet herbloeien!
De zuivre Moederbron moet op zijn lippen vloeien
En storten vlekloos bloed by 't eerst gebruisch van 't hart
In de aadren, bevende van zoete levenssmart;
Geen vreemde en valsche melk, van uit oneedle borsten
Gestroomd, en om wier roof een jammrend wicht moet dorsten!
De vloek verzell' hem niet by 't uur van zijn geboort',
In 't kermend mondtjen van de onnoozelheid gesmoord,
En hale uw eersteling, by laaggeneigde tochten,
De hemelwraak op 't hoofd, en de oneer in de vochten!
Neen, zij hy Vaders ziel en Moeders bloed geheel:
Eens derden aandeel in uw stamzoon waar te veel.
Nog eens! vaartwel, en viert de feestnacht, u geschonken!
Wy - zien u starend na, van uw verliefde vonken
Doortinteld tot in 't hart: Maar, uitgeblaakt papier,
Doorweemle ons de ijdle vonk, ons tonder vat geen vier.
1818.
|
|