De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
Wiegzang,
| |
[pagina 290]
| |
Laat af van dit onnoozel schreien,
Mijn wichtjen! slaap! geniet de rust!
Nog ziet ge uw koets met rozen spreien,
En u, by 't ontevreden schreien,
Op moeders schoot in slaap gesust.
Nog ziet ge u van een moeder vieren
In alles wat uw hart begeert;
En alles tot uw heil bestieren:
Uw geest en leden teffens vieren,
En toezien, dat u nietwes deert!
Wat zoudt ge u door geschrei vermoeien,
Geniet de rust, en slaap, mijn wicht!
De tijd van rust gaat henen spoeien;
En puntige onrustdorens groeien
Zelfs om de slaapsteê, daar gy ligt.
Eens zullen ze u, als ons, benaauwen,
(Dit is den stervling toch gezet!)
En traantjens op uw wangen daauwen:
Eens zullen ze u, als ons, benaauwen,
En grieven, zelfs op 't zachtste bed.
Eens zult ge, als wy, gevoelen leeren,
Wat heil, wat wellust zij, op de aard'?
En ('s Hemels toezicht moge 't weeren!)
Die onderdrukking kennen leeren,
Die 't hart met bergen loods bezwaart.
Eens zult ge, als andren, ondervinden,
Wat hoon, wat smaadheên zijn, en spijt?
Wat, dienstbewijs van valsche vrinden?
Eens zult ge de ontrouw ondervinden,
En proeven, hoe de laster bijt?
| |
[pagina 291]
| |
Eens zult ge 't gruwzaam monster kennen,
(Ach! ken het, eer het zich vertoont:
En Hemel! dat gy 't mocht ontrennen!)
Eens zult gy 't gruwzaam monster kennen
Dat weldaân met vervolging loont.
Eens-slaap, mijn wichtjen, laat u 't rusten...
Ach! dat u 't rusten niet alleen,
Maar dat u 't leven eens mocht lusten! -
Ja, slaap, en laat de kwelling rusten:
Het leven heeft ook zaligheên!
Ja, zaligheên! - Laat tegenspoeden,
Laat rampen woeden van rondsom!
De rust van 't hart kan 't al vergoeden:
En dit 's in spijt der tegenspoeden,
Een onontvreembaar eigendom.
Ja, slaap, mijn kind! ja rust van 't weenen,
En nuttig u de stille nacht.
De tijd drijft zon en nevels henen:
Ja slaap, mijn kind, en rust van 't weenen,
Ik slaap met u, want God houdt wacht!
1785.
|
|