De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAan den heer Jeronimo de Vries,
| |
[pagina 470]
| |
Verliefd op waanziek volksgeschreeuw,
Onvatbaar voor dat echte schoon
Dat stervelingen heft tot Goôn,
En zonder eerbied of ontzag
Voor d'adel van den ouden dag.
Gy, roem en luister van uw' tijd,
Die wijsgeer, vriend, en kenner zijt!
Gy, die voor kunst en vaderland,
Voor menschlijkheid en weldoen brandt!
ô Hou (vergeef mijn rondheid dit!)
Uw hart en blaadjens even wit,
En duld er indruk in noch naam,
Waar over zich uw rechtheid schaam!
Doch wie, als halsvriend, of Poëet,
In dezen bondel plaats bekleed',
Voor 't minste, vorder niet van my
Dat ik my stell' in zulk een rij.
Ja, 'k ben niet laauw voor band en plicht,
Mijn boezem ademt deugd en Dicht,
En 'k heb voor 't geen ge voor my deedt
Mijn laatste droppel bloed gereed:
Maar bloed en adem schiet te kort
Waar kunst of daad gevorderd wordt,
En wat, wat ben ik op dit pas?
Een handvol uitgeblakerde asch! -
In 't hart een zucht, in 't oog een traan,
Mag die voor dankbaarheid volstaan,
En is het edel vriendschapsrecht
Aan eenheid van gevoel gehecht,
Dan boog ik, ja, uw vriend te zijn,
En warmer slaat geen hart dan 't mijn.
Maar Dichtkunst, smaak, verlichte geest?
Maar kracht -! De Vries, ik ben geweest.
1807.
|
|