De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 10
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAan Melitta.Ga naar voetnoot*Een enklen kus! Dus riep mijn zuchtend hart;
Dus riep mijn geest, in 't mingareel verward;
Één kus-alleen op die albasten kaken!
Meer vraag, meer smeek, meer wensch, meer verg ik niet
In 't hevig vuur, waar van mijn boezem ziedt:
Een enkle kus zal my gelukkig maken.
Uw teder oog zag op mijn kwijnen neêr:
Mijn bleeke mond mocht uwe wangen naken,
En zoog den daauw van deze rozenkaken;
En - 't blakend hart ontvlamde meer en meer.
| |
[pagina 73]
| |
Neen, riep het toen; dat is geen branding blusschen!
De boezemgloed eischt wederkeerig kussen:
Haar lieve mond heeft balsem voor mijn pijn.
ô Mocht mijn hart op d' amber van die lippen
Met d' adem van haar boezem samenglippen!
Wat zou dat hart, wat zou het zalig zijn!
Mijn boezem sprak: mijn kwijnende oogen vroegen.
Mijn hijgend hart mocht aan uw lippen zwoegen,
En sidderde van nooit gesmaakt genoegen,
En zwijmelde en verloor zich in de lust:
Maar meer dan ooit in laaie vlam gevlogen,
En immer meer verwijderd van de rust!
't Heeft op uw mond, met wellustvolle togen,
Den nektar, ja, maar brandende, ingezogen,
En 't sterft in 't wee, zoo gy zijn gloed niet bluscht!
1796.
|
|