Inhoudsopgave
Gelegenheidsverzen.
(Vervolg.)
Aan mijne egade, by haar herstel uit haar kraam- en ziektbed, op haren verjaardag, 1807.
Ter uitvaart van mijn jongste kind, drie maanden oud.
Aanspraak, By de voorlezing van Homerus ‘Ulysses Hellevaart’, in de Maatschappy ‘Felix Meritis’.
Op eene afbeelding van den vervolgden Mr. R.M. van Goens.
Aan den heer Daniel Francois, met mijn afbeeldsel.
Eens vaders uitboezeming op de bruiloft zijner dochter.
Aan den heer Theodorus van Kooten, in zijn vriendenrol.
Geboortegroet aan het zoontjen van den heere Jeronimo de Vries.
Aan mijns broeders jonggeboren zoontjen.
Aan Ds. J.W. Bussingh, op zijne Uitnoodiging ter Zilveren Bruiloft.
Aan Mr. Jan Valckenaer, met mijnen ‘Kallimachus.’
Den heere Jeronimo de Bosch, Ridder van de Koninklijke Orde van Holland, Curator van de Koninklijke Universiteit, enz. enz.
[Vóór het vignet der najaarsbladen.]
Vaderlijke bruiloftsvermaning.
In den vriendenrol van den heere Jeronimo de Bosch.
In den vriendenrol van den heere en mr. M. Tydeman.
Aan den heere Jeronimo de Vries in zijnen vriendenrol.
In den vriendenrol van den hoogleeraar mr. H.W. Tydeman.
Aan mijne ega.
In den band van het eerste deel onzer ‘Treurspelen’, houdende mijnen ‘Willem van Holland,’ en hare ‘Elfriede’.
Ter nagedachtenis van mr. J. Hinlópen,
Voorzitter der Tweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten.
Overleden den 21 December 1808.
Rau. Lijkgedachtenis.
Aan mijne egâ, met den tweeden druk van den ‘Ibn Doreid.’
Aan den hooggeleerden heer Herman Bosscha, in andwoord op zijn Latijnsch Dichtstukjen, aan my gericht.
By het lijk van mijnen vriend Uylenbroek.
Aan de weduwe des kunstschilders Scheffer, in hare droefheid.
Aan mijnen vriend, den heer Jeronimo de Vries.
Aan den heere en Mr. P.A. Brugmans, op het Overlijden van zijn Dochtertjen.
Aan de vierde klasse van 't koninklijk instituut, met mijn ‘Système de Perspective’.
Aan den heere en Mr. Meinardus Tydeman, by zijn acht en zestigste Verjaring.
Huwlijksmin. [Aan mijne egade.]
Aan mijne egade by hare verjaring. 1809.
Op 't borduursel van het kleed der leden des koninklijken instituts.
Julius Cezar Scaliger, op een geschrift van Boetius Gemalinne.
Aan den neef en naamgenoot des grooten valckenaers, den heere Lodewyk Kasper Luzac, by zijne verheffing tot Meester in de beide Rechten.
Aan den heere en Mr. J. Valckenaer, by de bevordering van zijnen neef tot Doctor in de Rechten.
In het stamboek van een vriend.
Opvoeding. Aan mijnen vriend, den Heer jeronimo de vries.
Aan mijne egade, op haar verjaardag, 1810, op den 3den van Hooimaand.
Op de vijftigste verjaring van mijnen vriend Ds. J.W. Bussingh.
Aan mijne egade op haar verjaardag, 1811.
Brief aan Dr. J. le Francq van Berkhey.
Aan mijne egade, met het eerste deel mijner ‘Winterbloemen’.
[Inleiding by de voorlezing van ‘de geestenwareld’ in de Amsterdamsche Afdeeling der Hollandsche Maatschappy van Kunsten en Wetenschappen in den Jare 1811.]
Aan den heer Mr. Jeronimo de Vries. Met het tweede deel der ‘Winterbloemen.’
Op het albumblaadtjen van een geleerde.
[Voorzang voor ‘De echt’.]
Aan mijne egade, met het tweede deel mijner ‘Winterbloemen’.
In den vriendenrol van den hoogleeraar Wilmet.
Aan mijne egade op haar verjaardag, 1812.
Aan een vriend by de bevalling zijner Egade.
In de vriendenrol van een jong meisjen.
Geestgevoel. [Aan mijne egade.]
Andwoord aan mijne egade, op een Dichtstukjen van haar.
Le Francq van Berkhey. (Grafschrift.)
In den vriendenrol van den heere Mr. Rhijnvis Feith.
In het album van den heer A. de Vries.
Aan den heer Mr. M.C. van Hall. in andwoord op zijn versjen, my met een flesch oude rum gezonden.
Ten verjaardage van mijne egade.
Aan den heer Mr. M.C. van Hall.
[Voorzang van de ‘Zucht naar 't vaderland’, by de voorlezing in de Maatschappy ‘Felix Meritus', in Loumaand MDCCCXIIII.]
By een dichtstuk mijner egade, in de Amsterdamsche Afdeeling der Maatschappy van Kunsten en Wetenschappen, door my voorgelezen.
Aan den generaal Kraijenhoff, op het feest van Naardens overgaaf.
Ten verjaardage mijner egade.
Voorzang voor het dichtstuk ‘De hoop.’
Aan een vriend, met mijne ‘Affodillen’.
Ten verjaardage van mijne egade, 1815.
Aan den heer Mr. Jeronimo de Vries. Met de ‘Vaderlandsche Uitboezemingen’.
Aan den kunstschilder Van Bree, met mijne ‘Vaderlandsche Uitboezemingen.’
Byschrift by de afbeelding mijner egade.
By de afbeelding eens grijzaarts.
Aan een jeugdigen vriend, in zijn stamboek.
Ter verjaring mijner egade.
Alexander by de levensbron. [Voorafspraak by eene Spreekbeurt.]
Na eene voorlezing op den eersten april.
Aan den heer J. Koning,
ter gelegenheid van de bekroning zijner verhandeling over de uitvinding der drukkunst welk onderwerp door Koning Lodewijk was opgegeven.
Ter verjaring van mijne ega.
Vaderlijke zucht.
Aan mijne kinderen.
Aan mijn wederhelft op haar verjaardag. (By mijne opkomst uit eene ziekte.)
In den vriendenrol van den heer Tollens.
Verjaargroet aan den heere en Mr. M. Tydeman.
Natuur, de ware leermeesteresse.
[Vrij gevolgd naar de Latijnsche Ode van den Heer jeronimo de bosch, den Heer rau toegezongen.]
In een vriendenrol.
In den vrien denrol van den heer Kemper.
Aan den heer Izaak Molenaar,
predikant der doopsgezinden, by zijn vertrek uit leyden; met een mijner Dichtbundels.
Aan dr. A. Capadose, by zijn vertrek van de Leydsche Hoogeschool.
In den vriendenrol van Dr. Blume, by zijn vertrek naar Indie.
In mijne (toen hoogstgevaarlijke) ziekte.
Den heere Izaäk Da Costa, by zijne bevordering tot Doctor in de Rechten.
Op een koepel in de zandery van den heere Valckenaer.
Bruiloftszang voor een vriend, by het huwlijk zijner aangenomen Dochter.
Het graf van den hoogleeraar Brugmans.
Aan jonkheer Willem van Hogendorp, op zijne Strijdrede over Prins Willem den Derde.
In het album van mr. Abr. Faure J.z.
by zijn te rug keeren naar den ‘Kaap de Goede Hoop’.
Aan den heer J.F. Bodel Nyenhuis,
in zijn Vriendenrol.
Rouwzang.
Aan de Leydsche Maatschappy van kunsten en wetenschappen.
(Uitgesproken in hare openbare Vergadering den 17 van Lentemaand 1819.)
Aan mijne egade, op haar Verjaardag.
Aan mijne egade op haar verjaardag.
MDCCCXX.
Aan den heer H.H. Klyn.
Onderwijs. Aan mijn Zoontjen.
In het album van den heer en mr. Chr. de Haan, by zijn vertrek naar de Oostindiën.
Aan een vriend by de geboorte van zijn vierde kind.
Aan jonkheer D. van Hogendorp, by zijne Strijdrede over 't recht van Prins Willem I.
Den hooggeleerden heer en mr. M. Tydeman, (met mijne Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden).
Aan den heer en mr. J. van 's Gravenweert, met mijnen ‘Ondergang der Eerste Wareld’.
De dichter. Aan mr Izaäk Da Costa.
Weêrklank aan den heer en mr. I. Da Costa.
Aan mr. I. Da Costa. by 't ontfangen van een gebonden present-exemplaar zijner ‘Poëzy.’
[Voorafspraak der ‘Zedelijke Gispingen’.]
Aan mijne egade, by de uitgave van haren afzonderlijken bondel ‘Poëzy.’
By het einde van 't jaar 1820.
Aan den heer L. Suringar, by de geboorte van zijn jongste kind.
Aan mijn overleden vriend Ambrozius Justus Zubli.
Den heere Hoffmann von Fallersleben.
Gedachtenisse,
Zangstukjen voor de aalmoezeniersweezen te Amsterdam.
Aan den heer en mr. J. Rau, als schrijver der rechtsgeleerde verhandeling de Monarchiâ, optimâ imperii formâ.
In een vriendenrol.
Ter tachtigste verjaring van den hooggeleerden heere mr. Meinardus Tydeman.
Aan den heer H.K. van der Boon Mesch, Med. et Philof. D. etc.
In het album van den heer Gerard Outhuys, Predikant.
Nagedachtenis van een weldadigen vriend.
Aan den heer Schotsman.
Aan den hoogeerwaarden heere J. Clarisse, met de ‘krekelzangen’.
In 't album van den heere De Weth.
Aan een bruidegom en bruid. [Den Weledelen heer Mr. johannes tiberius bodel nyenhuis en de Weledele Jonkvrouwe sophia theodora tydeman.]
Aan den heer mr. M. Tydeman, Op zijn 81sten Verjaardag.
Voorafspraak van de ‘Krekelzangen’.
Aan mijn zoon, Lodewijk Willem, by zijn tiende verjaring, op den paaschdag.
Aan den zelfde.
Aan mijne egade, in hare langdurige en eindelijk te loor gestelde zwangerheid.
Huwlijksjubelfeest.
Aan mijn vriend Bussingh.
Huwlijksfeest-herinnering voor mijne vrienden * * *.
Toejuiching aan mr. Izaäk da Costa.
Aan den heer Izaäk da Costa. met een Kerkboek.
Aan mevrouwe Da Costa, geboren Belmonte, met een Kerkbijbeltjen.
Aan den heer A. Capadose, desgelijks.
Aan mr. Izaäk da Costa, en zijne egade, na den ontfangen doop.
Aan den heer Abraham Capadose, ter zelfde gelegenheid.
Aan mejuffrouw Petronella Moens, in haar Album.
Aan den heer Constant F.F. Tydeman, by zijne bevordering tot Doctor Juris.
Aan den heer J. van der Hoeven, op zijne Verhandeling ‘de Sceleto Piscium.’
Aan een stokoud vriend, ter zijner verjaring.
Ter uitvaart van den waardigen leeraar N. Schotsman.
In den vriendenrol van den heere Fr. Const. Corn. Tydeman, als hy my zijne Prijsverhandeling bracht.
Aan den hooggeleerden heer en mr. M. Tydeman, voor het eerste deel der ‘Krekelzangen.’
Aan den heer G.J. Meyer, Predikant te Marsum, op zijn brief van den 10n. January 1822.
Aan mijne egâ, met een boschjen Zwanenpennen
Aan den hooggeleerden heer en mr. M. Tydeman, voor het tweede deel der ‘Krekelzangen.’
Aan den heer A. de Vries, by de toezending van het tweede deel der ‘Krekelzangen.’
Aan een' vriend, in een' brief.
Aan den heer J.F. Willems, te Antwerpen; met mijne ‘echte stukken.’
Op de Odyssea van den heer Mr. J. van 's Gravenweert.
Voorzang. [voor het derde deel der ‘Krekelzangen’.]
Aan mijne egade, met een my toegezonden Boekgeschenk met Eerdichten.
Aan den heer Mr. M. Tydeman, op zijn twee- en tachtigsten Verjaardag.
Aan een my dierbaren vriend.
Aan den hooggeleerden heer en mr. M. Tydeman, voor het derde deel der ‘Krekelzangen’.
Ten gedenkdage der inwijding van onze teêr geliefde vrienden in 's heilands gemeenschap.
Aan een grijzaart.
Aan Mr. I. da Costa, by het in 't lieht geven zijner ‘Bezwaren tegen den Geest der Eeuw.’
Aan den heer A. Capadose, op zijne Bestrijding der beestpok-inenting.
Aan mijne egade, op haren verjaardag.
Aan mijn zoon, ter zijner verjaring.
Aan Mr. Izaäk da Costa.
Schaduwbeeld van mijn zoon Julius Willem.
Aan een stokoud vriend, tot verjaring.
Aan den heer Willem Anne, baron Schimmelpenninck [van der Oije]. In zijn Vriendenrol.
Aan mijne egâ [Inschrift in een exemplaar van P.C. Hoofts Gedichten, eerste deel.]
Den hooggeleerden heere Mr. Meinardus Tydeman, op zijn 83sten Verjaardag. 1824.
Aan mevrouwe M.M.T., by hare verjaring.
By 't geschenk van een zilveren drinknap aan 't kindtjen van een' vriend.
Aan mijn egade. [Inschrift in een Exemplaar der ‘Rotsgalmen’, eerste deel.]
[Voorzang voor het tweede deel der ‘Rotsgalmen’.]
In het album van den heere Mr. R. Fr. Groeninx van Zoelen, by zijne promotie.
Den heere predikant C. Steenhauer, ten afscheid uit Leyden.
Lust en liefde. [Aan mijne Egade.]
Ter verjaring mijner wederhelft.
Aan mijnen zoon ter verjaring.
Aan mijne wederhelft, in de uitvoering van een heiligen vriendenplicht afwezig.
By eene uitnoodiging tot het feest van laurens koster.
By het lezen van sommige lofspraken op den braven Kemper.
Hairlok. [Aan mijne Egade.]
Aan Mr. Johannes van der Linden.
Op 't vijftigjarig feest der doctorale waardigheid van Dr. Cornelius Henricus A-Roy.
Vermaning by de intrede in 's Heilands Gemeenschap.
Feestzang, na de Doopwijding van eene Israëlitische Moeder en Dochter.
Aan den heer Mr. Jeronimo de Vries, met het eerste deel der ‘Rotsgalmen’.
Den heere Abraham de Vries, by de toezending van het tweede deel der ‘Rotsgalmen’.
Aan den heer Mr. Meinardus Tydeman, ten Afscheidsgroet.
Ten verjaardage mijner wederhelft.
Mijne ega.
Aan mijn zoon ter verjaring.
Vaderzucht. (spreuken X.)
Vaderlijke les. (spreukex III.)
De vrouw.
Na den watervloed.
Aan de Koninklijke Maatschappy van taal- en letterkunde te Brugge, op hare uitnoodiging.
Aan den heer Hendrik Harmen Klijn, na 'tverlies zijner Dochter en Egade.
In 't album van den heer A. Andersen Feldborg. van de Universiteit van Koppenhagen.
Na het lezen der lofrede op Boerhave, door dr. J.L. Kesteloot.
Toezang op Da Costaas ‘Isrel en Nederland’.
Op den doop van den eerstgeboren' mijns vriends Mr. Izaak da Costa.
Aan mijn innigen vriend op zijnen geboortedag.
Overstrooming.
Op de dood van den hooggeleerden heer, Mr. M. Tydeman.
Op eene christelijke opwekking aan de Nederlanders by gelegenheid der overstroomingen.
Aan den heer Bennet, met eenige Verzen.
[Voorzang voor de ‘Oprakeling’]
Verjaargroet aan mijn zoon.
Het woord des geloofs.
Geboortegroet aan mijne egade.
Aan Southey
In 't album van Mr. Rudolf van Olden, Raad en Generaal Muntmeester.
Aan 't ziekbed mijner ega.
Herstelling mijner egade.
Bemoediging.
Dankgevoel.
By het krankbed mijner egâ in verademing.
Dank.
Benaauwdheid des harten
Vreugde.
By een kunstwerk van mijn overledenen zoon, Julius Willem.
Aan den heer Halbertsma, met mijne ‘Navonkeling’.
Aan mijne ega.
In het album van Aletta.....
Aan mijn vaderland, met mijn ‘Spraakleer.’
By het zenden van mijn ‘Spraakleer,’ aan de Maatschappy van Vaderlandsche Taal- en Dichtkunde te Brugge.
In het album van een afscheid nemenden zeeman.
Op 't lezen van Mr Izaak da Costaas hymne: God met ons.
By de ziekte van mijn eenig overgebleven zoon.
Aan den lezer [van de ‘Nasprokkeling’.]
Aan mijne wederhelft, in de nieuwjaarsnacht 1827.
Aan mijne egade, op haren verjaardag.
Verjaargroet aan een vriend.
Ter verjaring van mijnen zoon.
Pijnen.
Overdenking by verademing.
By de voortdurende zwakte mijner egade.
Voorzang van de ‘Vermaking’.
Ten verjaardage van mijne egade.
Ter verjaring van mijn dierbaren zoon.
In eens dichters vriendenrol.
Aan een jeugdigen kunstgenoot.
Aan een jongen dichter.
In een vriendenrol.
In den vriendenrol van den heer J.J.F. Wap.
Op het afsterven van den hooggeleerden heere professor Bennet.
Aan een vriend in zijn vriendenrol.
Aan den heer J. van Walré, ter gelegenheid van zijnen my opgedragen dichtbondel.
Zielzucht.
Aan den heer Abraham de Vries,
by de vervulling zijner vijfentwintigjarige kerkdienst by de doopsgezinde gemeente te Haarlem.
In een vriendenrol.
Ter bruiloft eener vriendin.
Aan den heer Hoeufft.
Aan den heer Marchant, by zijn vertrek naar de West-Indiën.
Aan een vriend die my op mijn verjaardag een vers vergde.
Aan den zwervenden koning van Zweden.
In 't album van den heer A.W. Engelen, te Groningen.
In een album.
Aan mijn wederhelft.
Aan mevrouw Duquesne, geboren Haack.
In het album van den heer H.P. Scholte, Th. Stud.; voor zijn vertrek naar het leger.
Aan den heer Van den Eynde, eerste luitenant; by zijn vertrek naar het leger.
Aanteekeningen.