De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 273]
| |
Nagedachtenis van een weldadigen vriend.Ga naar voetnoot*Is dankbetoon
Een sober loon
Ter dienstvergelding,
Het braaf gemoed
Vindt innig zoet
In de eervermelding.
Een zielsgevoel,
Voor plicht niet koel,
Verlangt te spreken,
En laat het niet,
Waar die gebiedt,
Aan moed ontbreken.
Geen dood of graf
Schudt banden af,
Als zielen klemmen,
Die in de vreugd
Der Christendeugd
Te samen stemmen.
De vriendschapsband
Van 't koud verstand
Is samenzweering;
Dien 't harte legt,
Getrouw, oprecht,
Is Godsvereering.
Weldadigheid
Die welzijn spreidt;
| |
[pagina 274]
| |
Geen woordentwisten;
Maar stille zucht,
Des harten vrucht,
Bewijst den Christen.
Hardnekkig doof
Door 't ongeloof
Is hoogst beklaaglijk;
Maar 't zedig oog
Gevest omhoog
Is God' behaaglijk,
De Hoop, gevoed
In twijfelmoed,
Maar liefdeplegend,
Blijft vroeg of spâ
Van Gods genâ
Niet ongezegend.
Zy daalt van Hem
Wiens Hemelstem
Ons eens verkondde:
‘Gehoorzaam my,
En 'k ben u by
In de ange stonde.’
Dit heilig woord
Wordt niet verstoord
By 't zwakst gelooven.
Wie Jezus mint,
Hoe krank of blind.
Heeft my te vrind,
En God hier boven!
1821.
|
|