De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

[pagina π1]

DE DICHTWERKEN

 

VAN

 

BILDERDIJK.

 

XI.

[pagina π3]

DE DICHTWERKEN

VAN

BILDERDIJK.

ELFDE DEEL.

HAARLEM,

A.C. KRUSEMAN.

1858.

[pagina π4]

Gedrukt bij A.C. Kruseman.

[pagina I]

INHOUD.

 

GELEGENHEIDSVERZEN.

 

(VERVOLG.)

Aan mijne Egade	Blz. 3.
Ter uitvaart van mijn jongste kind	Blz. 11.
Aanspraak, by de voorlezing van ‘Ulysses Hellevaart’	Blz. 15.
Op een afbeelding van den vervolgden Mr. R.M. van Goens	Blz. 19.
Aan den Heer Daniel François	Blz. 20.
Eens vaders uitboezeming op de bruiloft zijner dochter	Blz. 20.
Aan den Heer Theodorus van Kooten	Blz. 23.
Geboortegroet aan het zoontjen van den Heere Jeronimo de Vries	Blz. 24.
Aan mijns broeders jonggeboren zoontjen	Blz. 25.
Aan Ds. J.W. Bussingh	Blz. 28.
Aan Mr. Jan Valckenaer	Blz. 32.
Den Heere Jeronimo de Bosch	Blz. 34.
[Vóór het vignet der Najaarsbladen]	Blz. 37.
Vaderlijke bruiloftsvermaning	Blz. 37.
In den vriendenrol van den Heere Jeronimo de Bosch	Blz. 40.
Aan den Heere Jeronimo de Vries	Blz. 41.

 

[pagina II]

In den vriendenrol van den Hoogleeraar Mr. H.W. Tydeman	Blz. 41.
In den vriendenrol van den Heere en Mr. M. Tydeman	Blz. 42.
Aan mijne Egâ, in den band van het eerste deel onzer Treurspelen	Blz. 42.
Ter nagedachtenis van Mr. J. Hinlópen	Blz. 43.
Rau. Lijkgedachtenis	Blz. 49.
Aan mijne Egâ	Blz. 56.
Aan den Hooggeleerden Heer Herman Bosscha	Blz. 57.
By het lijk van mijn vriend Uylenbroek	Blz. 58.
Aan de Weduwe des kunstschilders Scheffer	Blz. 66.
Aan mijnen vriend, den Heer Jeronimo de Vries	Blz. 70.
Aan den Heere en Mr. P.A. Brugmans	Blz. 72.
Aan de vierde klasse van 't Koninklijk Instituut	Blz. 75.
Aan den Heere en Mr. Meinardus Tydeman	Blz. 76.
Huwlijksmin. [Aan mijne Egade.]	Blz. 77.
Aan mijne Egade op hare verjaring	Blz. 81.
Op 't borduursel van het kleed der leden des Koninklijken Instituts	Blz. 91.
Julius Cezar Scaliger op een geschrift van Boëtius Gemalinne	Blz. 91.
Aan den neef en naamgenoot des grooten Valckenaers, den Heer Lodewijk Kasper Luzac	Blz. 92.
Aan den Heere en Mr. J. Valckenaer	Blz. 93.
In het stamboek van een vriend	Blz. 94.
Opvoeding	Blz. 95.
Aan mijne Egade, op haar verjaardag	Blz. 99.
Op de vijftigste verjaring van mijnen vriend Ds. J.W. Bussingh	Blz. 109.
Aan mijne Egade op haar verjaardag	Blz. 111.
Brief aan Dr. J. Le Francq van Berkhey	Blz. 114.
Aan mijne Egade	Blz. 117.

 

[pagina III]

[Inleiding by eene voorlezing van de ‘Geestenwareld’.]	Blz. 117.
Aan den Heer Mr. Jeronimo de Vries	Blz. 120.
Op het Albumblaadtjen van een Geleerde	Blz. 121.
[Voorzang voor ‘de Echt.’]	Blz. 122.
Aan mijne Egade	Blz. 124.
In den vriendenrol van den Hoogleeraar Wilmet	Blz. 125.
Aan mijne Egade op haar verjaardag 1812	Blz. 126.
Aan een vriend by de bevalling zijner Egade	Blz. 131.
In de vriendenrol van een jong meisjen	Blz. 133.
Geestgevoel. [Aan mijne Egade.]	Blz. 134.
Andwoord aan mijne Egade op een dichtstukjen van haar	Blz. 137.
Le Francq van Berkhey	Blz. 139.
In den vriendenrol van den Heere Mr. Rhijnvis Feith	Blz. 140.
In het Album van den Heer A. de Vries	Blz. 141.
Aan den Heer Mr. M.C. van Hall	Blz. 141.
Ten verjaardage van mijne Egade	Blz. 142.
Aan den Heer Mr. M.C. van Hall	Blz. 147.
[Voorzang van de ‘Zucht naar 't Vaderland’ by de Voorlezing in Felix Meritis.]	Blz. 147.
By een dichtstuk mijner Egade	Blz. 150.
Aan den Generaal Kraijenhoff	Blz. 152.
Ter verjaardage mijner Egade	Blz. 153.
Voorzang voor het dichtstuk ‘de Hoop’	Blz. 159.
Aan een vriend, met mijne ‘Affodillen’	Blz. 162.
Ter verjaardage van mijne Egade	Blz. 163.
Aan den Heer M. Jeronimo de Vries	Blz. 166.
Aan den kunstschilder van Bree	Blz. 166.
Byschrift by de afbeelding mijner Egade	Blz. 167.
By de afbeelding eens grijzaarts	Blz. 167.
Aan een jeugdigen vriend	Blz. 168.
Ter verjaring mijner Egade	Blz. 169.

 

[pagina IV]

Alexander by de levensbron	Blz. 171.
Na eene voorlezing op den eersten April	Blz. 176.
Aan den Heer J. Koning	Blz. 180.
Ter verjaring van mijne Ega	Blz. 181.
Vaderlijke zucht	Blz. 183.
Aan mijne kinderen	Blz. 187.
Aan mijn wederhelft op haar verjaardag	Blz. 188.
In den vriendenrol van den Heer Tollens	Blz. 193.
Verjaargroet aan den Heere en Mr. M. Tydeman	Blz. 193.
Natuur, de ware leermeesteresse. Naar de Latijnsche Ode van den Heer J. de Bosch, den Heer Rau toegezongen	Blz. 196.
In een vriendenrol	Blz. 199.
In den vriendenrol van den Heer Kemper	Blz. 200.
Aan den Heer Izaak Molenaar	Blz. 200.
Aan Dr. A. Capadose	Blz. 201.
In den vriendenrol van Dr. Blume	Blz. 202.
Den Heere Izaäk da Costa	Blz. 203.
Op een koepel in de zandery van den Heere Valckenaer	Blz. 206.
Bruiloftszang voor een vriend	Blz. 207.
Het graf van den hoogleeraar Brugmans	Blz. 210.
Aan Jonkheer Willem van Hogendorp	Blz. 211.
In het album van Mr. Abr. Faure Jz	Blz. 213.
Aan den Heer J.F. Bodel Nyenhuis, in zijn vriendenrol	Blz. 214.
Rouwzang	Blz. 215.
Aan de Leydsche maatschappy van kunsten en wetenschappen	Blz. 223.
Aan mijne Egade, op haar verjaardag	Blz. 225.
Aan mijne Egade op haar verjaardag	Blz. 231.
Aan den Heer H.H. Klyn	Blz. 233.
Onderwijs. Aan mijn zoontjen	Blz. 235.
In het Album van den Heer en Mr. C.H.R. de Haan	Blz. 238.

 

[pagina V]

Aan een vriend	Blz. 239.
Aan Jonkheer D. van Hogendorp	Blz. 245.
Den Hooggeleerden Heer en Mr. M. Tydeman	Blz. 246.
Aan den Heer en Mr. J. van 's Gravenweert	Blz. 247.
De dichter. Aan Mr. Izaäk da Costa	Blz. 248.
Weêrklank aan den Heer en Mr. I. Da Costa	Blz. 252.
Aan Mr. I. da Costa	Blz. 253.
[Voorafspraak der ‘Zedelijke gispingen.’]	Blz. 253.
Aan mijne Egade	Blz. 255.
By het einde van 't Jaar 1820	Blz. 258.
Aan den Heer L. Suringar	Blz. 259.
Aan mijn overleden vriend Ambrozius Justus Zubli	Blz. 260.
Den Heere Hoffmann von Fallersleben	Blz. 261.
Gedachtenisse [aan de beide Valckenaeren toegewijd]	Blz. 261.
Zangstukjen voor de Aalmoezeniersweezen te Amsterdam	Blz. 262.
Aan den Heer en Mr. J. Rau	Blz. 267.
In een vriendenrol	Blz. 268.
Ter 80ste verjaring van den Hooggeleerden Heere Mr. M. Tydeman	Blz. 269.
Aan den Heer H.K. van der Boon Mesch	Blz. 271.
In het album van den Heer Gerard Outhuys	Blz. 272.
Nagedachtenis van een weldadigen vriend	Blz. 273.
Aan den Heer Schotsman	Blz. 275.
Aan den Hoogeerwaarden Heere J. Clarisse	Blz. 276.
In 't album van den Heere De Weth	Blz. 277.
Aan een Bruidegom en Bruid	Blz. 277.
Aan den Heere Mr. M. Tydeman	Blz. 279.
Voorafspraak van de ‘Krekelzangen’	Blz. 280.
Aan mijn zoon Lodewijk Willem	Blz. 282.
Aan den zelfde	Blz. 289.
Aan mijne Egade	Blz. 289.

 

[pagina VI]

Huwlijksjubelfeest	Blz. 293.
Aan mijn vriend Bussingh	Blz. 299.
Huwlijksfeest-herinnering voor mijne vrienden * * *	Blz. 301.
Toejuiching aan Mr. Izaäk da Costa	Blz. 304.
Aan den Heer Izaäk da Costa	Blz. 308.
Aan Mevrouwe Da Costa, geb. Belmonte	Blz. 309.
Aan den Heer A. Capadose	Blz. 309
Aan Mr. Izaäk da Costa, en zijne Egade	Blz. 310.
Aan den Heer Abraham Capadose	Blz. 311.
Aan Mejuffrouw Petronella Moens	Blz. 313.
Aan den Heer Constant F.F. Tydeman	Blz. 314.
Aan den Heer J. van der Hoeven	Blz. 315.
Aan een stokoud vriend	Blz. 316.
Ter uitvaart van den waardigen leeraar N. Schotsman	Blz. 317.
In den vriendenrol van den Heere Fr. Const. Corn. Tydeman	Blz. 319.
Aan den hooggeleerden Heer en Mr. M. Tydeman	Blz. 320.
Aan den Heer G.J. Meyer	Blz. 321.
Aan mijne Egade	Blz. 324.
Aan den Hooggeleerden Heer en Mr. M. Tydeman	Blz. 325.
Aan den Heer A. de Vries	Blz. 326.
Aan een' vriend, in een' brief	Blz. 327.
Aan den Heer J.F. Willems	Blz. 328.
Op de Odysséa van den Heer Mr. J. van s' Gravenweert	Blz. 328.
Voorzang [voor het derde deel der ‘Krekelzangen’]	Blz. 329.
Aan mijne Egade	Blz. 333.
Aan den Heer Mr. M. Tydeman	Blz. 334.
Aan een my dierbaren vriend	Blz. 335.
Aan den hooggeleerden Heer en Mr. M. Tydeman	Blz. 336.
Ten gedenkdage der inwijding van onze teêr geliefde Vrienden	Blz. 337.
Aan een grijzaart	Blz. 340.
Aan Mr. I. da Costa	Blz. 342.

 

[pagina VII]

Aan den Heer A. Capadose	Blz. 344.
Aan mijne Egade	Blz. 346.
Aan mijn Zoon	Blz. 349.
Aan Mr. Izaäk da Costa	Blz. 351.
Schaduwbeeld van mijn zoon Julius Willem	Blz. 354.
Aan een stokoud vriend	Blz. 355.
Aan den Heer W.A., Bar. Schimmelpenninck [van der Oye]	Blz. 356.
Aan mijne Egâ	Blz. 357.
Den hooggeleerden Heere Mr. Meinardus Tydeman	Blz. 358.
Aan Mevrouwe M.M.T.	Blz. 360.
By 't geschenk van een zilveren drinknap	Blz. 361.
Aan mijn Egade	Blz. 362.
[Voorzang voor het tweede deel der ‘Rotsgalmen’.]	Blz. 363.
In het album van den Heere Mr. R. Fr. Groeninx van Zoelen	Blz. 364.
Den Heere Predikant C. Steenhauer	Blz. 365.
Last en Liefde	Blz. 366.
Ter verjaring mijner Wederhelft	Blz. 369.
Aan mijnen zoon ter verjaring	Blz. 374.
Aan mijne Wederhelft	Blz. 376.
By eene uitnoodiging tot het feest van Laurens Koster	Blz. 379.
By het lezen van sommige lofspraken op den braven Kemper	Blz. 381.
Hairlok	Blz. 383.
Aan Mr. Johannes van der Linden	Blz. 386.
Op 't vijftigjarig feest der doctorale waardigheid van Dr. C.H. A-Roy	Blz. 388.
Vermaning	Blz. 390.
Feestzang	Blz. 391.
Aan den Heer Mr. Jeronimo de Vries	Blz. 395.
Den Heere Abraham de Vries	Blz. 396.

 

[pagina VIII]

Aan den Heer Mr. Meinardus Tydeman	Blz. 397.
Ter verjaardage mijner Wederhelft	Blz. 399.
Mijne Ega	Blz. 401.
Aan mijn Zoon ter verjaring	Blz. 402.
Vaderzucht	Blz. 409.
Vaderlijke les	Blz. 411.
De vrouw	Blz. 415.
Na den watervloed	Blz. 416.
Aan de Koninklijke Maatschappy te Brugge	Blz. 420.
Aan den Heer Hendrik Harmen Klijn	Blz. 422.
In 't Album van den Heer A. Andersen Feldborg	Blz. 424.
Na het lezen der lofrede op Boerhave	Blz. 425.
Toezang op da Costaas ‘Isrel en Nederland’	Blz. 426.
Op den doop van den eerstgeboren' mijns vriends Mr. Izaak da Costa	Blz. 427.
Aan mijn innigen vriend	Blz. 430.
Overstrooming	Blz. 431.
Op den dood van den Hooggeleerden Heer Mr. M. Tydeman	Blz. 432.
Christelijke opwekking aan de Nederlanders by gelegenheid der overstroomingen	Blz. 433.
Aan den Heer Bennet	Blz. 434.
Voorzang [voor de ‘Oprakeling’]	Blz. 437.
Verjaargroet aan mijn zoon	Blz. 439.
Het woord des geloofs	Blz. 442.
Geboortegroet aan mijne Egade	Blz. 443.
Aan Southey	Blz. 446.
In 't album van Mr. Rudolf van Olden	Blz. 450.
Aan 't ziekbed mijner Ega	Blz. 451.
Herstelling mijner Egade	Blz. 453.
Bemoediging	Blz. 456.
Dankgevoel	Blz. 457.

 

[pagina IX]

By het krankbed mijner Egâ	Blz. 458.
Dank	Blz. 461.
Benaauwdheid des harten	Blz. 462.
Vreugde	Blz. 463.
By een kunstwerk van mijn overledenen zoon, Julius Willem.	Blz. 465.
Aan den Heer Halbertsma	Blz. 465.
Aan mijne Ega	Blz. 466.
In het album van Aletta	Blz. 468.
Aan mijn vaderland met mijn ‘Spraakleer’	Blz. 469.
By het zenden van mijn ‘Spraakleer’ aan de Maatschappy van Vaderlandsche Taal- en Dichtkunst te Brugge	Blz. 469.
In het album van een afscheid nemenden zeeman	Blz. 470.
Op 't lezen van Mr. Izaak da Costaas hymne: ‘God met ons.’	Blz. 471.
By de ziekte van mijn eenig overgebleven zoon	Blz. 472.
Aan den lezer [van de ‘Nasprokkeling’]	Blz. 475.
Aan mijne Wederhelft, in de Nieuwjaarsnacht 1827	Blz. 476.
Aan mijne Egade, op haren verjaardag	Blz. 478.
Verjaargroet aan een vriend	Blz. 481.
Ter verjaring van mijnen zoon	Blz. 482.
Pijnen	Blz. 485.
Overdenking by verademing	Blz. 486.
By de voortdurende zwakte mijner Egade	Blz. 487.
Voorzang van de ‘Vermaking’	Blz. 488.
Ten verjaardage van mijne Egade	Blz. 490.
Ter verjaring van mijn dierbaren zoon	Blz. 496.
In eens Dichters vriendenrol	Blz. 499.
Aan een jeugdigen kunstgenoot	Blz. 500.
Aan een jongen Dichter	Blz. 500.
In een vriendenrol	Blz. 501.
In den vriendenrol van den Heer J.J.F. Wap	Blz. 502.
Op het afsterven van den Hooggel. Heere Professor Bennet	Blz. 502.

 

[pagina X]

Aan een vriend in zijn vriendenrol	Blz. 504.
Aan den Heer J. van Walré	Blz. 505.
Zielzucht	Blz. 506.
Aan den Heer Abraham de Vries	Blz. 507.
In een vriendenrol	Blz. 508.
Ter bruiloft eener vriendin	Blz. 509.
Aan den Heer Hoeufft	Blz. 509.
Aan den Heer Marchant	Blz. 510.
Aan een vriend	Blz. 511.
Aan den zwervenden Koning van Zweden	Blz. 513.
In 't album van den Heer A.W. Engelen	Blz. 514.
In een album	Blz. 515.
Aan mijn Wederhelft	Blz. 516.
Aan Mevrouw Duquesne geb. Haack	Blz. 519.
In het album van den Heer H.P. Scholte	Blz. 520.
Aan den Heer van den Eynde	Blz. 520.
Aanteekeningen	Blz. 521.