De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 433]
| |
Op eene christelijke opwekking aan de Nederlanders by gelegenheid der overstroomingen.Ga naar voetnoot*Gezegend is het woord van de onvervalschte lippen
Waaruit de Godsdienst aâmt, de Waarheid stralen giet.
ô Dat het harten vond die 't vruchtbaar in mocht glippen,
En waaide 't door geen wind van ijdlen waan te niet! -
Maar hard, gevoelloos zijn in 't midden dezer slagen!
Hoe kunt ge 't, menschdom; hoe, verstokkende in uw plagen,
Der Zelfzucht rooken, en niet opzien naar uw God?
Hoe 't woord verachten, u ter redding uitgesproken?
Wat werpt ge, daar Zijn stem uw noodweêr heeft verbroken,
Nog steeds u-zelven op als meester van uw lot!
Ach, Godstolk, 't is vergeefs de boetbazuin gesteken:
Dit volk is Neêrlands volk, Jehovaas lust, niet meer.
't Is de afgezakte heff' van alle wareldstreken,
Die God noch Christendom, geweten kent noch eer.
't Bekeerde Ninive zal tegen hen getuigen;
't Is trotsch, den stuggen nek in Satans juk te buigen;
't Vertrapt der Vaadren deugd, en dartelt op hunne asch.
Ja, Neêrland wil op nieuw in 't zilte nat bedolven;
Gods wonderdoende hand die 't ophief uit de golven,
Hergeeft het, tergensmoede, aan d' uitgezwollen plasch.
ô Hoorde 't nog de stem van trouwe Godsgezanten!
Ja, spraken ze uit een borst van 's Hoogsten kracht vervuld!
Maar neen, de tuimelgeest van razende Bacchanten
Benevelde ook hun brein; zy deelen in de schuld.
Staan we echter pal, mijn vriend! laat niets den moed verwrikken!
Volzalig is 't, met u ten Heiland op te blikken.
| |
[pagina 434]
| |
Roep de afgedwaalden, roep heel 't afgekeerde kroost
Te rug. - ô Ware ook nog het vonnis niet geslagen!
Mocht weêr 't Genadelicht voor 't zinkend Neêrland dagen! -
Bekeer ons, God des heils, versterk ons, en vertroost!
1825.
Ἐἁν μὴ μετανοῆτε, πάντες ὁμοίως ἀπολεῖσθε. |
|