De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 201]
| |
Aan dr. A. Capadose, by zijn vertrek van de Leydsche Hoogeschool.Ga naar voetnoot*Wie durft in 't diep verval van 't uitgeputte leven
't Verstervend menschdom nog de hand biên by 't vergaan?
Wie d' onbedwingbren dood gewapend tegenstreven,
En grijpen d' aartstyran in zijne omschansing aan?
Gy zult dit, gy, mijn Vriend. Ga moedig, trek ten strijde!
Heel de aarde juicht u toe by zulk een grootsch bestaan;
't Weldadig Englendom zweeft zeegnend aan uw zijde,
En wijst op cedler krans dan Leydens lauwerblaân.
Reeds prijkt u 't jeugdig hoofd met rijke zegeloveren,
En schittrend treedt gy op by d' ingang van uw baan;
Maar blinkender de kroon die ge eenmaal zult veroveren,
Waar heel een wareld galmt: ‘Ons hebt gy wel gedaan!’
Ga, vlieg naar 't hopelooze bed,
Breng troost en lichtnis, heel en red,
Herroep, wie zieltoogt, weêr in 't leven;
Wees, waar ge u toont aan 's kranken koets,
Een lichtheraut diens morgengloeds
Die d' Alverdelger zal zien sneven!
1818.
|
|