De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 504]
| |
aant.Aan een vriend in zijn vriendenrol.Ga naar voetnoot*Ubi jam validis quassatum est viribus aevi
Corpus, et obtusis ceciderunt viribus artus,
Claudicat ingenium, delirat linguaque mensque.
Luchetius.
Als 't lichaam, in 't gewoel des levens uitgeput
En afgesleten, zich door 't krukjen onderstut,
Dan waggelt ook verstand en tong en geestvermogen,
En 't licht der ziel verflaauwt in de overnevelde oogen,
Maar 't innige gevoel van 't geen ons dierbaar werd
Verliest zich niet zoo licht in 't recht beminnend hart.
't Hangt in de zelfheid van ons wezen, vloeit door de aâren
In 't bloed dat 's levens gloed in 't lichaam om doet waren,
Ja, sterft niet, schoon die stroom in de enge borst verstijft,
Indien 't besef zijns zelfs den stervling overblijft.
Mijn Vriend, ja, uw verdienste, uw vriendschap bleef my dierbaar,
Ze is door geen bloemen van mijn Wintertijd versierbaar,
Maar neem dit halmkruid dat mijn hof nog opgeeft, aan:
't Zal met my, maar wellicht wat later nog, vergaan.
Den 3 van Wijnmaand 1828.
|
|