De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijEens vaders uitboezeming op de bruiloft zijner dochter.(Voor een vriend opgesteld.)Ga naar voetnoot* Zou by de Echt van lieve spruiten
't Vaderhart zich niet ontsluiten
Voor den invloed van de vreugd?
Zou het niet blijmoedig deelen
In het vrolijkjuichend kwelen
Van de huppelende jeugd?
| |
[pagina 21]
| |
Ja, het opent zich 't genoegen!
In uw handen saam te voegen
Smaakt het wellust, dierbaar paar,
Voelt het zich van lust verrukken,
Die geen tongval uit kan drukken,
Geen ten rei gestelde snaar.
Doch, mijn boezem gaat niet zwanger
Van de blijdschap van een' zanger
Die den toon des feestdans stemt:
Neen, mijn vreugde streelt het harte
Met een mengeling van smarte,
Die den ademtocht beklemt.
Wat op aarde heeft een Vader,
Wat zijn weeke boezem, nader,
Dan het welzijn van zijn kind?
Wat verschilt het, of het leven,
Of een dochter weg te geven,
Daar hy al zijn heil in vindt?
En een oogenblik zoo teder,
(Nimmer, nimmer keert het weder!)
Zou dat niet weemoedig zijn?
Zich een deel van 't hart te scheuren,
Moge een Vader zonder treuren;
Maar het is niet zonder pijn!
Doch, Gelieven, thands verenigd!
Alles wat die wonde lenigt
Vind ik in uw Trouwverbond.
Ja, gy zult gelukkig wezen:
'k Mag het in uw oogen lezen;
'k Peil uw harten tot den grond.
| |
[pagina 22]
| |
Ja, gy zult elkaâr beminnen,
En eens Vaders gloed verwinnen
Door uw' wederzijdschen gloed.
Zalig wordt mijn hartewonde
Door den zegen van uw sponde,
Die oneindig stroomen moet!
Wel dan! Dat op 't heuchlijk heden,
In mijn Vaderlijke beden
Heel mijn boezem zich ontlast'!
Wat de toekomst houdt verholen,
Blijv' der Godheid aanbevolen,
Als het kortziend menschdom past!
Vloeie u slechts, by mijnen zegen,
De eindloos rijker eindloos tegen
Uit de bron van alles goeds!
Welvaart! achting aller braven!
En, de onschatbaarste aller gaven,
Ware vrede des gemoeds!
Moogt gy u in 's Huwlijks keten
Daaglijks meer gelukkig heeten,
Hoe de wareld loop' getroost!
En den oorsprong van uw leven
Een vernieuwd bestaan hergeven
In een lief en minzaam kroost!
Dan, genoeg! De God des levens
Stort' wat weldaad zijn moog, tevens
Op uw beider dierbaar hoofd!
Zoo uw zielen samenvlieten,
Zult gy in elkaâr genieten
Wat het hoogst geluk verdooft.
| |
[pagina 23]
| |
Nu, mijn hart, gy zijt ontledigd!
Al uw wenschen zijn bevredigd,
Zoo de Hemel dit verhoor'.
Geef u thands der feestvreugd over!
Vlecht den beker rond met lover!
Ik, ik ga den dischrei voor.
1807.
|
|