De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijIn den vriendenrol van den hoogleeraar Wilmet.Ga naar voetnoot*In gloeiende Oosterlucht, by Nabatheesche palmen,
Ontsprong dat ziedend bloed, waarvan dit harte bruischt;
Zy, die mijn borst verheft, zy ademt in mijn galmen,
Wen mijn ontboezemd lied door Hollands beemden ruischt.
Maar wie in 't laauwe West herkent de Morgengeuren
| |
[pagina 125]
| |
Die de Arameesche loot in sap of bloeisels biedt?
Wilmet, het blijve aan u mijn uitlandsch ooft te keuren:
Uw zuivre smaak besliss' en ik beklaag my niet. -
Gy die met hafez geest ons Neêrduitsch kost bezielen,
Waardeert den weeklank ook, waarin mijn wanhoop krijt:
En, moet de val der taal ons beider zang vernielen,
Uw vonnis en uw naam verduren lot en tijd.
1812.
|
|