De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 313]
| |
Aan mejuffrouw Petronella Moens, in haar Album.Ga naar voetnoot*Waar 't licht der Waarheid schijnt, is 't nimmer nacht in 't hart;
Die Zon, waar ze eenmaal rijst, erkent geen avondkimmen:
Zy vleit geen speelziek oog met ijdle vlucht van schimmen,
Noch schept begeerlijkheên, vervuld van enkle smart,
Tot doornen, waar zich 't kleed des lichaams in verwart.
Gelukkige, ô betreur geen zielbedriegende oogen,
Daar ge op de bron van licht met open boezem staart!
Wat is al 't aardsche schoon dan loosvermomde logen?
Neen, 't aardrijk en zijn lust is zelfs geen aanblik waard.
Vaar, Nachtegaal, vaar voort uws Scheppers eer te zingen!
Die nacht die om u zweeft, is weldaad van uw God:
Hy vormde u van de wieg voor 't Choor der Hemelingen,
Geen nietig schijntooneel, maar eeuwig heilgenot.
Gevoel dit: 't is 't gevoel van jezus zoengenade,
Waarin zich 't oog der ziel voor hooger licht ontsluit.
Dit wenscht u Bilderdijk, dit wenscht zijn teedre Gade!
In dezen vriendengroet drukt beider hart zich uit.
1822.
|
|