De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 311]
| |
aant.Aan den heer Abraham Capadose, ter zelfde gelegenheid.Ga naar voetnoot*Δι᾽ οῦ καὶ καυχώμεθα ἐπ᾽ ἐλπίδι τῆς δόξης τοῡ Θεοῦ. En gy, door bloed en vriendschapsbanden
Aan 't hart mijns Kweeklings naauw verknocht!
Gy, meê door Jezus bloed gekocht!
Gy meê doorblaakt in de ingewanden!
Thands meê door 't heilig bad besproeid
Dat voor Gods uitverkoornen vloeit!
Kom, (rijkgezegende uit den hoogen!)
En druk u meê aan 't Vaderhart
Dat ook voor u geopend werd,
Van Englenblijdschap opgetogen!
Het vliegt u brandend in 't gemoet'
Met Ouderlijken liefdegroet.
Hingt ge ooit voorheen met gretige ooren,
Met oog en zielzucht, aan mijn stem,
Thands staart geheel uw ziel op Hem
Door wien ge in 't leven wordt herboren!
Hoor hemGa naar eind1, was 't weiflende Israël
Het duurgewroken Godsbevel.
Mijn Vriend, gy hoorde, gy geloofde!
Ja, gy gevoelde, gy badt aan!
De heete zielswensch is voldaan
Die in mijn boezem nooit verdoofde,
Maar dien hy elken uchtendstond
Voor dit uw heil ten hemel zond!
| |
[pagina 312]
| |
Koomt, mengen we onze dankbre galmen
(Mijn kindren, my door God geteeld!
Mijn broedren, éénen Vaders beeld!)
Koomt, heffen we onze handenpalmen
Tot Hem, die leven, zoen, en troost
Hergeeft aan 't afgevallen Kroost.
Ja, dierbren, vouwen we onze handen,
En bidden we op gebogen kniên,
Den grooten dag Zijns Rijks te zien,
Die de aard van Oost- tot Westerstranden,
Na de uitgerooide zondenschuld,
Met Jezus heerlijkheid vervult!
Ja, roepen we in vertrouwend hopen
In waakzaam strijden, biddend uit:
Verschijn, miskende Davids Spruit,
Om 't rijk des Ongeloofs te slopen!
Al 't schepsel zucht, Uw volk verbeidt;
ô Keer, in al Uw heerlijkheid!
Ναὶ, ἔρχου, Κύριε Ἰησοῦ!
18 10/20 22.
|