De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 426]
| |
Toezang op Da Costaas ‘Isrel en Nederland’.Ga naar voetnoot*Mijn vriend, mijn kweekling, ja mijn zoon,
God wil dien wensch verhooren.
De Hemel weêrgalmt dees uw toon
In duizend Englenchoren.
Hy komt, die telg uit Nassaus bloed!
De Vorstenzoon vol Heldenmoed,
Wiens hoofd de lauwren dekken:
Hy leeft, hy zal de Hel ter spijt
Die knarsetandend tegenwrijt,
Dien Zorobabel strekken.
Grijp moed, ô Zion, God verhoort,
Gods roepstem zal hem leiden.
Welhaast, en 't morgenlicht breekt voort,
Waarop wy zuchtend beiden.
Stijg, Vorst, ten zetel op; regeer,
En vel 't geweld dier woestaarts neêr
Die Koningsscepters knotten!
Wees Koning onder God-alleen,
En laat door 't uitschot van 't gemeen
Uw rechten niet bespotten!
Wy sterven, moet het, voor Uw recht
Als trouwe Nederlanders,
Aan God, Oranje, en Kerk gehecht,
Ten vloek der tegenstanders.
Ja, keer de Heidensche outers om,
| |
[pagina 427]
| |
En zuivren wy het Heiligdom,
In Christus heilverwachting!
Zijn Rijk verschijnt; zijn flikkerlicht
Straalt zijn verguizers in 't gezicht,
En bliksemt bloed en slachting!
Ja JEZUS en Oranjes zwaard
Zal onze krijgsleus wezen;
Wie niet van vaadrenbloed ontaart
Weet van geen dood te vreezen.
Voor Jezus Grootheid sterven wy,
Met U, in uw bevelen vrij,
Ook dit is triomfeeren!
Treed op, nog eens, ô Heldenspruit,
Red Neêrland, weêr der Hell' ten buit,
Gy zult, gy moet naar 't Godsbesluit,
In jezus' Naam regeeren!
1825.
|
|