De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijOp den doop van den eerstgeboren' mijns vriends Mr. Izaak da Costa.Ga naar voetnoot*Wichtjen, van des Hoogsten zegen
Op een vaderbeê verkregen,
Die door lucht en wolken drong!
Niet op 's vaders kniên ontfangen
Dan verwelkoomd door gezangen
Waar zijn boezem van ontsprong!
Tederste aller zegenpanden,
Reeds in Moeders ingewanden
| |
[pagina 428]
| |
Deelende in 't verzoenend bloed!
Zag ik u met welbehagen
In zijne armen opgedragen
Aan den zuiverenden vloed;
Blinkt zijn vreugd uit tintlende oogen,
Ook mijn boezem is doortogen
Van het geen zijn ziel doorwoelt,
En de zucht mijn hart ontgleden
Smelt met de ouderlijke beden,
Die dit harte meê gevoelt.
Zalig begenadigd knaapjen
Dat, van uit het dierlijk slaapjen
In den duistren moederkluis,
Onder de Euangeliestralen
D' eersten adem reeds moogt halen,
By den glans van Jezus kruis:
Ja, in 't bloed dat de Echte weelde
U uit oudren aders deelde
Hem alreeds ten Heiland hadt,
En by 't eerst gevoel van leven
Hem ter heiliging geheven,
In zijn zoenverbintnis tradt!
ô Hoe springt my hart en ader,
Spier en zenuw, al te gader,
Ieder bloeddrop in mijn hart!
ô Verneem in later tijden
Wat by dit uw Doopbadwijden
Mijn gevoel ontweldigd werd!
ô Ontfang des grijzaarts zegen,
Die, ten Hemel opgestegen,
En bekrachtigd van omhoog,
Als de daauw van Hermons toppen,
Stroomende in genadedroppen,
Op u nederdalen moog!
'k Druk mijn lippen, dierbaar wichtjen,
Op uw minlijk aangezichtjen,
'k Leg mijn handen op uw hoofd,
Hoofdtjen, 't geen de zegeningen
Die aan Abrams afkomst hingen
| |
[pagina 429]
| |
Zevenvoudig zijn beloofd!
Groote Goël, hoor ons smeeken;
Zie de tranen die hier leken,
Die de oprechtste vreugde schreit:
ô Vervul dit teder wenschen,
En, als alles zal verflensen
Houde 't kracht voor de eeuwigheid!
En Gy, zoon me uit God geboren,
Tot een toonbeeld uitverkoren
Van zijn bruischende Genâ,
Schenk', by 't eeuwbeneevlend duister,
Dees uw zoon uw stam een luister
Die met tijd noch graf verga!
Leer hem vroeg uw voetspoor drukken!
Voor geen wareldafgoôn bukken,
Maar voor Gods en 's Heilands eer
Moedig, onbezweken, strijden,
En geheel zijn aanzijn wijden
Aan de glorie van zijn Heer!
Leer, ja leer hem u gelijken,
Mogen die Genadeblijken
Hem in 't harte zijn geprent,
Die zijn vader blikt uit de oogen,
Als hy in het stof gebogen,
Zijn Immanuel erkent!
Maar, wat zeg ik! - Ja, gy zult het,
En de ontfermingsbron vervult het,
Wat mijn hart niet uiten mag!
Ja, ik zie het Heillicht naderen:
Ik vergader tot mijn vaderen;
Wachte ons kroost op Jezus dag!
Den 13 van Louwmaand 1825.
|
|