De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 231]
| |
Aan mijne egade op haar verjaardag.
| |
[pagina 232]
| |
Wel dan, Dierbre, laat ons lijden,
Wijl te lijden leven heet!
Wien toch kan ons hart benijden?
Waarvoor ruilden wy ons leed!
Zijn wy weêrzijds voor elkander
Niet een eindloos grooter schat,
Dan de wensch van Alexander
In een tweede wareld vat?
Ja, mijn Weêrhelft, dat wy lijden!
Maar, niet treuren onder 't leed!
Die den loop bestuurt der tijden
Is genadig, nimmer wreed.
Pijn en duizend lichaamskwalen
Zijn ook giften van dien God:
Laat ons Hem den dank betalen,
Niet weêrstrevig aan het lot!
Keer' dees stond gezegend weder
Die in U, my 't leven schonk!
Ze is mijn borst nog even teder
Als by d' eersten liefdelonk.
Als by d' eerste heilomarming
Die ons aan elkander bond,
Zegelblijk van Gods bescherming
Op dit ongestadig rond.
Leef, herleef dan, teêrgeliefde,
Ook waar pijn en onlust krenkt;
En vergeet het geen ons griefde,
Daar ons God ten hemel wenkt!
Laten wy elkander' leven,
En in onzer beider beeld
Met de harten samenkleven,
Door geen voorwerp ooit verdeeld!
1820.
|
|