De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 181]
| |
Ter verjaring van mijne ega.Ga naar voetnoot*Mogen we eenmaal ademhalen
In een reiner, ruimer, lucht;
Mag ons eens een dag bestralen
Niet ontheiligd door een zucht;
Zijn wy eenmaal uit de dampen,
Uit het moordende gewoel,
Uit de nooit optelbre rampen
Van den grooten modderpoel?
Ja, wy zijn in zachter oorden,
Waar een zoeter luchtjen zweeft;
Waar de Rhyn aan Leydens boorden
Nog iets Hollandsch overheeft.
Ja, wy zijn dat hol ontvloden,
Waar de Mammon aangebeên,
Slaven maakt tot Wareld-Goden,
En, wat braaf is, doet vertreên.
Heil dan, Dierbre, by het rijzen
Van dees heuchelijken dag!
Dag van louter gunstbewijzen,
Nu hem Leyden vieren mag!
Waar men geen gevloekte benden
Van verraderlijk gebroed,
Grijs in 't eed- en plichtenschenden,
In den vriendschapsschijn ontmoet.
| |
[pagina 182]
| |
Waar de valsche lach der lippen
't Stille hart niet tergt ter wraak;
En geen zuchten ons ontglippen,
Haat en spotzucht tot vermaak!
Heil! ja heil ontelbre malen,
Dat, verlost uit zulk een poel,
Eens een dag voor ons mag dalen
In een zuiver vreugdgevoel!
God verhoorde, wy herleven:
Danken wy, geliefde Gâ!
Lang scheen ons het licht gegeven
In des Hoogsten ongenâ.
Negen jaren van ellende,
Wreder dan ooit balling trof
Zijn (verheug u vrij) ten ende!
Gods Voorzienigheid zij lof!
Ach! hoe zoct is dit heraâmen
Dierbare, op uw feestgetij!
Leggen we onze handen samen,
Eenmaal weêr van harte blij.
Zien wy thands den ochtend gloren
Die u 't eerste lachtjen bood,
Beide, voelen we ons herboren
Uit de kaken van de dood.
Dubblen dank dan, Hemelvader!
Dubbel heil, mijn levenslust,
Al verdroogde long en ader,
Al is 't dichtvuur uitgebluscht!
Zwijgend, zonder weidsche klanken
Waar de geest zich in verheft,
Kan het hart eens Christens danken,
Dat zijns Heilands gunst beseft.
| |
[pagina 183]
| |
aant.Lieve, ja, ik span geen snaren
Ter vereering van uw feest;
Buigend van de last der jaren,
Flets, en uitgeput van geest:
Maar gy weet het, of dit harte
Onverkoelbaar voor u blaakt,
Dat, in vreugdgenot of smarte,
Gy-alleen gelukkig maakt!
1817.
|
|