De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAan een jongen dichter.Ga naar voetnoot*Wat zingt ge, ô Dichter, en verlokt door malsche zangen
De tranen uit het oog, de zuchten uit het hart?
Neen, 't is beneden u; maar ze uit de ziel te prangen,
Geweld doende op den wil, bewijst den echten Bard.
Hy smelte weg met Feith, die 't jamm'ren voor gevoelen
En schim voor leven houdt: de Dichter eischt iets meer.
Geen onbestemde drift doet hy de ziel doorwoelen,
Maar bliksemt uit de snaar en slaat den weêrstand neêr.
1828.
|
|