De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 507] [p. 507] Aan den heer Abraham de Vries, by de vervulling zijner vijfentwintigjarige kerkdienst by de doopsgezinde gemeente te Haarlem.Ga naar voetnoot* Zou in dit Jubelfeest het hart eens vriends niet deelen, De vries? - Ach, over 't hoofd gedompeld in het wee, Al weigert zich de hand een blijde snaar te streelen, Gevoelt het voor uw heil en 't deelt uw dankstof meê. Geluk! De Christenschaar, die Ge als hun herder weidde, Verheugt zich en geen vriend blijft by die vreugde koel; Zijn boezem looft en dankt de Hand, die u geleidde, Met al de tederheid van 't warmste zielsgevoel. Ontfang mijn' heilwensch des, en vloei' de loop der dagen Voor u in zegen, ja in zegens vollen vloed! Leer steeds de onweerbre kooi den last der tijden dragen In ware lijdzaamheid, den Christen-heldenmoed! De Vrijheer zijner Kerk waakt voor zijn zwakke lammeren; Voer ze, op zijn voorgang, door dit doornenbosch ter weî: Zijn heil, zijn zegen woont in 't dulden zelfs van jammeren: Gy, leid ze in 't ware spoor op Jezus voorgelei'! Mag vriendschaps tederheid zich zonder praalzucht uiten, Ontfang dees zucht! - Helaas, een enklen zucht alleen; Maar alles wat een zucht van vriendschap in kan sluiten, Voor u, uw huis, geslacht, en wat gy lieft, met een! 18 11/20 28. Ex tempore, in zware droefenis. voetnoot* Nalezingen II, 155. Vorige Volgende